77
HET KANTOOR VAN DE PATHOLOOG, LOS ANGELES
Amy Chang besteedt haar ochtend aan een routinegeval, een overdosis. Een alleenstaande vrouw van vijfenzeventig besloot om een maandvoorraad aan antidepressiva te slikken en het Hotel California voorgoed te verlaten. Wie kan het haar kwalijk nemen? De Stad van de Engelen is de hel op aarde voor wie niet jong en mooi is en door niemand bemind wordt.
Ze boent haar handen en armen en verruilt haar groene mortuariumschort voor een bruin Peter Pan hemdjurkje over een lekker zittende, strakke zwarte tricotbroek. Aan het bureau in haar kantoor opent ze een mailtje van Mitzi met HD-foto’s van de Lijkwade van Turijn. Ze heeft er een paar al eens eerder gezien maar heeft er nooit veel aandacht aan besteed. De grote close-up van het gezicht is de meest herkenbare. Zelfs door het grijszwarte waas is het onmiskenbaar een beeltenis van Christus die mensen over de hele wereld herkennen: een baard, lang haar en de doornenkroon. Ze bladert door de foto’s tot ze een grotere en interessantere foto van het lichaam ziet.

Bij dat beeld krijgt de patholoog-anatoom het gevoel dat er ergens iets niet klopt. Haar ogen worden aangetrokken door de handen, vooral de rechterhand en de vingers. In verhouding tot de rest van het lichaam lijken ze gewoon te groot. Ze typt een memo, voegt de foto er als bijlage aan toe en stuurt het aan Gunter Quentell bij de FBI. Hij is een wereldbekende deskundige op het gebied van de fotogrammetrie – het vaststellen van de geometrische eigenschappen van objecten op basis van fotografische beelden.
Voordat Amy de foto’s zelf wetenschappelijk gaat evalueren zoekt ze een artistiek inzicht in de raadselen. Ze zoekt in de online databanken en het beste wat ze kan vinden is het zestiende-eeuwse olieverfschilderij van Giovanni Battista waarop afgebeeld is hoe het lichaam omwikkeld had kunnen worden. Er is te zien hoe het linnen losjes om het hoofd wordt geslagen met het open einde bij de voeten.

Ze kijkt nogmaals naar de afdruk van het lichaam op de Wade en de twee lijken niet overeen te komen. Het zou onmogelijk zijn om zulke duidelijke sporen rond alle lichaamsdelen van het lichaam na te laten tenzij het strak was ingewikkeld, en niet losjes zoals op het schilderij van Battista.
Amy zoomt in op haar beeldscherm en onderzoekt de Wade sectie voor sectie, van boven tot onder. Dat kost haar een uur. Haar bevindingen zijn fascinerend en frustrerend. De verhoudingen van de diverse lichaamsdelen lijken niet te kloppen. Het lijkt eerder alsof ze getekend zijn dan afgedrukt. En hoe meer ze naar het gezicht kijkt, hoe meer het haar zowel boeit als in verwarring brengt.

Het voorhoofd lijkt te kort voor de rest van de schedel. In aanmerking genomen dat het slachtoffer op zijn rug zou moeten liggen, zou zijn haar ook van zijn hoofd en gezicht af moeten hangen en niet eroverheen. Ze kijkt nogmaals naar de foto van het hele stoffelijk overschot. De man heeft geen nek. Althans op de foto kan ze die niet zien. Ze zoekt naar sporen dat de stof geknipt en weer aangenaaid is, waardoor mogelijk een deel van de nek is weggevallen, maar kan die niet vinden.
Er is nog iets aan de Wade wat haar dwarszit. Als je een lijk in linnen wikkelt, dan kreukt dat, krijgt diepe vouwen. In dit geval niet. Zo te zien is de stof nergens vervormd. Er zijn alleen lijnen waar hij ter bewaring is gevouwen.
Amy zoekt in politiedossiers en forensische databanken met beelden van wonden en sporen van martelingen. Er is niets vergelijkbaars. Een geval in Canada, waarbij een seriemoordenaar zijn slachtoffers kruisigde, lijkt veelbelovend, maar het blijkt dat hij zich van heel andere executiemethodes bediende dan de oude Romeinen. Weer richt ze haar aandacht op de positieve en de negatieve beelden van de Wade. Het verschil tussen de twee is verbazend. Op het positieve beeld is het lichaam nagenoeg onzichtbaar. Op het negatieve beeld springt het er echt uit. Het is alsof je een schijnbaar schoongeveegde plaats delict met luminol bestuift en opeens bloed ziet oplichten in al zijn magnifieke chemoluminescentie.
Ze schrikt op van de telefoon. ‘Dokter Chang.’
‘Guten tag, schöner Mediziner.’
‘Gunter!’ Ze is oprecht blij dat hij belt. ‘Geweldig om je stem te horen. Hoe gaat het?’
‘Met mij? Ik ben heel gelukkig omdat jij me een berichtje stuurt. Ook al is het alleen maar om mijn kolossale Duitse brein te melken.’
Ze lacht. ‘Als ik iets anders zou melken, zou die kolossale Duitse vrouw van jou me in een heel goed restaurant laten roosteren.’
Hij zucht. ‘Inderdaad. Maar in een ander leven zullen wij minnaars zijn, dat weet ik zeker. En, waarom hou jij je bezig met de Lijkwade van Turijn en stel je gekke vragen?’
‘Zijn ze gek?’
‘Natuurlijk zijn ze dat. Jij vraagt of de handen en het hoofd in verhouding zijn met de rest van het lichaam. Het antwoord is nee. Ook de rest van het stoffelijk overschot klopt niet. Deze man zou veel langer dan één meter tachtig zijn geweest – eerder twee meter tien. Misschien dat Jezus de zoon van God was, maar hij was geen reus. En als hij dat wel was, heeft niemand daar ooit iets over gezegd.’
Amy kijkt aandachtig naar een van de foto’s die Mitzi haar heeft gestuurd. Ze ziet wat hij bedoelt. ‘Hoe weet jij dit allemaal, Gunter? Heb jij er zelf onderzoek naar gedaan?’
‘Niet nodig. Er is al veel werk verricht. Er zijn geen externe coördinaten om het stoffelijk overschot mee te vergelijken maar de afmetingen van de Wade zelf zijn een goede richtlijn. En nog iets, als je de lengte van het beeld aan de achterkant van het doek opmeet, dan is het daar vijf centimeter langer dan aan de voorkant.’
‘Misschien is het uitgerekt en het beeld vertekend? Dat zou ook verklaren waarom de handen te groot zijn.’
‘Goed om te zien dat je nog steeds zo ruimdenkend bent. Er is een Engelse professor met wie je zou moeten praten. Ik zal in mijn files kijken en hem vragen jou te bellen.’
‘Is hij een ruimdenkende gelovige of een ongelovige?’
‘Een gelovige, en niet zo’n beetje ook. Maar hoewel ik dat niet ben, is het belangrijk dat je met hem praat en ook met STURP, het Shroud of Turin Research Project. Praat met hen, en gebruik dan je eigen verstand om vast te stellen dat het een vervalsing is – een heel erg valse vervalsing.’
Ze lacht. ‘Jij wilt dus zeggen dat het een vervalsing is?’
‘Daar twijfel ik niet aan. Helemaal niet. Ik kan je zelfs vertellen wie de vervalser was.’
‘Ga door.’
‘Niet zo snel. Dat zal je een etentje kosten de volgende keer dat ik in L.A. ben.’
‘Tuurlijk – maar dan bel ik Astrid en vertel ik haar waar ik met haar man heen ga.’
‘Een onnodig aanbod.’
‘En, wie is de vervalser?’
‘Kijk in je mail. Ik heb je net een document gestuurd.’