184

COUNTY HOSPITAL, LOS ANGELES

Veertig procent is nu twintig procent geworden.

      De artsen vertellen Mitzi het slechte nieuws kort nadat ze is aangekomen. Er is een kans dat hij niet eens de nacht doorkomt. En als dat wel gebeurt, kan het zijn dat hij de rest van zijn leven als een plant leeft.

      Twintig procent kans.

      Als een plant leven.

      Wat een keuze. Wat een kans.

      Mitzi dwaalt door de gangen en voelt zich verloren. Op dit moment heeft ze spijt dat ze Amy niet heeft gevraagd om met haar mee naar binnen te gaan. Ze heeft haar naar huis gestuurd, gezegd dat ze wat moest rusten, dat ze het wel redt. Maar dat is niet waar. Absoluut niet.

      De drankautomaat in het ziekenhuis maakt de slechtste kippensoep die ze ooit heeft geproefd. Maar meer krijgt ze niet weg. De muffins in het kantoor van Carter waren haar laatste maal en dat lijkt wel weken geleden. Ze neemt het plastic bekertje mee naar Nics bed en gaat daar als verdoofd zitten. Wachten is iets wat dienders beter afgaat dan de meeste mensen, maar Mitzi heeft er altijd veel moeite mee gehad. Vooral als ze moet wachten tot iemand doodgaat.

      Ze staart naar zijn grijze gezicht. Zijn ogen fonkelden altijd van het avontuur en hij was zo’n beetje het leukste groentje dat ze ooit had gezien. Ze heeft al haar natuurlijke gevoelens voor hem ontkend. Het vuur in haar hart geblust zodra het opvlamde. Ze is altijd professioneel gebleven. Ze heeft hem de kneepjes van het vak geleerd. Zijn handje vastgehouden. Hem begeleid bij zijn eerste moord als gevolg van huiselijk geweld. Naast hem gestaan toen hij bijna over zijn nek ging bij zijn eerste autopsie. Hem stomdronken gevoerd nadat hij zijn eerste zaak voor het gerecht had verloren.

      Ze heeft alles gedaan behalve van hem gehouden.

      Ze brengt haar lippen naar de vingers die ze in de hare heeft en kust zijn handrug. Het is het meest innige contact dat ze ooit hebben gehad. Tot nu toe was het nooit meer dan een vluchtig kusje op de wang. Van die gedachte moet ze bijna tegelijk lachen en huilen. Hoe heeft ze haar gevoelens zo kunnen verdringen? Alfie, waarschijnlijk.

      Alfie en de tweeling.

      Ze is een goede moeder en vrouw geweest, vastbesloten om niet de diender te worden van wie andere vrouwen denken dat ze een affaire met haar partner heeft. Had ze dat maar gedaan. Mijn god, ze wou dat ze dat had gedaan, dat het lang had geduurd en krankzinnig en hartstochtelijk was geweest. Vol leven. Dat krijg je van de nabijheid van de dood. Dan wil je het leven ten volle leven en krijg je spijt van elke verspilde seconde van je kostbare tijd op aarde. Mitzi staat op en trekt een tissue uit een doos op het nachtkastje. Ze snuit haar neus en dept haar ogen. Het is elf uur ’s avonds. Ze zal blijven tot middernacht, misschien één uur, om dan thuis naar bed te gaan. Terwijl ze dat denkt, weet ze dat ze ’s ochtends waarschijnlijk nog in dezelfde stoel zal zitten, met een stijve nek, en zich zal afvragen hoeveel koffie ze nodig zal hebben om de volgende dienst wakker te blijven.

      Ze kunnen de pot op. Misschien gaat ze morgen niet eens naar haar werk. Hier zijn is belangrijker dan al hun politieke gemarchandeer. Ze kijkt het vertrek rond of ze iets ziet om haar af te leiden van het monotone gepiep van de machines.

      Er is niets.

      Ze heeft alles gelezen wat er te lezen valt. Zelfs de bordjes aan de muur – over de bezoekuren, het belang van handen wassen, het gevaar voor infecties en al die regels over het niet gebruiken van mobiele telefoons. Als ze die laatste opnieuw leest, besluit ze de meiden te bellen.

      Het intoetsen van Jade’s nummer doet haar weer glimlachen. Ze praten in elk geval weer. De kloof herstelt zich, de band wordt weer aangehaald.

      Een luide, intense pieptoon doet haar opschrikken. Eerst denkt ze dat het de telefoon is, die ze van verrassing bijna laat vallen. Dan beseft ze wat het is. Een waarschuwing van een monitor. De deur gaat open en een zuster komt snel binnenlopen. Het soort tred dat dienders en medici hebben om een moment van paniek te verbloemen.

      Dit is het. Ze weet het. Ze voelt het.

      ‘Wat gebeurt er?’ Mitzi gaat dichter bij Nics bed staan. ‘Wat was dat voor geluid?’

      ‘Gaat u alstublieft achteruit.’

      Ze voelt een hand op haar schouder. Een arts in een witte jas duwt haar voorzichtig opzij. Hij brengt een stethoscoop naar zijn oren en buigt zich over Nic.

      Hij gaat dood. Net op dit moment. Haar politie-instinct doet haar weer op haar horloge kijken – een van de eerste dingen die haar werden geleerd, was het belang van bijhouden wanneer dingen gebeuren. Het moment waarop alles verandert. Die waardevolle seconde waarop het leven overgaat in de dood. Er komen meer witte jassen de kamer in. Mitzi loopt terug naar de muur, naar de periferie van de activiteit, alsof ze daar door de middelpuntvliedende kracht heen wordt geworpen.

      Door het gewoel van lichamen en het woud van armen boven het bed ziet ze Nics lichaam stuiptrekken.

      In doodsnood.

      Zijn voeten schieten omhoog en vallen terug. Hij krijgt schokken. Een laatste poging om zijn kapotte hart weer op gang te krijgen.

      Ze voelt zich verloren terwijl ze daar staat te kijken. Gestrand als een hulpeloze echtgenote of een zus. Niet als een diender, niet als de anderen die beroepsmatig in de kamer zijn. Het medische jargon is allemaal niet meer dan betekenisloos geprevel. Ze beidt haar tijd en wacht tot ze bij het bed weggaan om haar het nieuws te vertellen.

      Het slechte nieuws.

      Ze leggen de peddels van de defibrillator weg en bestuderen de monitoren. Iets brengt Mitzi’s benen in beweging en ze wordt weer een diender. Ze loopt om het bed heen en vindt een gaatje. Als hij doodgaat, zal het niet zijn zonder de aanraking van een vriend, iemand die van hem houdt.

      Een dokter kijkt naar de monitor. Nics lichaam komt weer omhoog. Ze pakt zijn hand. Knijpt erin. Blijft sterk.

      Hij kucht.

      ‘Stabiel,’ roept een verpleegkundige. ‘Pols normaal.’

      Nic kucht nogmaals. Zijn ogen trillen en gaan open.

      Ze staart naar hem. Stervenden hebben vaak nog een laatste snik. Het lichaam vol sappen en vloeistoffen heeft zo’n elektrische schok gehad dat je er Las Vegas mee zou kunnen verlichten – die symptomen hebben niets te betekenen.

      ‘Mi-t-zi.’

      Het traag gefluisterde woord gaat haar door merg en been.

      Verpleegkundigen verleggen slangen en controleren vloeistofzakken. De verpleegster die het eerst binnenkwam doet de vingerclip goed en neemt nogmaals zijn pols op.

      Mitzi kijkt strak naar Nic. Als ze haar ogen afwendt of er zelfs maar mee knippert, gaat hij dood. Dat weet ze gewoon.

      Hij kan geen glimlach opbrengen. Zijn stem is een zacht, pijnlijk gekras. ‘Waar ben ik?’

      Ze pakt zijn hand en kust hem nogmaals. ‘Waar denk je dat je bent? Op de werf goddomme?’

In Zijn Naam
Christer_Naam-1.html
Christer_Naam-2.html
Christer_Naam-3.html
Christer_Naam-4.html
Christer_Naam-5.html
Christer_Naam-6.html
Christer_Naam-7.html
Christer_Naam-8.html
Christer_Naam-9.html
Christer_Naam-10.html
Christer_Naam-11.html
Christer_Naam-12.html
Christer_Naam-13.html
Christer_Naam-14.html
Christer_Naam-15.html
Christer_Naam-16.html
Christer_Naam-17.html
Christer_Naam-18.html
Christer_Naam-19.html
Christer_Naam-20.html
Christer_Naam-21.html
Christer_Naam-22.html
Christer_Naam-23.html
Christer_Naam-24.html
Christer_Naam-25.html
Christer_Naam-26.html
Christer_Naam-27.html
Christer_Naam-28.html
Christer_Naam-29.html
Christer_Naam-30.html
Christer_Naam-31.html
Christer_Naam-32.html
Christer_Naam-33.html
Christer_Naam-34.html
Christer_Naam-35.html
Christer_Naam-36.html
Christer_Naam-37.html
Christer_Naam-38.html
Christer_Naam-39.html
Christer_Naam-40.html
Christer_Naam-41.html
Christer_Naam-42.html
Christer_Naam-43.html
Christer_Naam-44.html
Christer_Naam-45.html
Christer_Naam-46.html
Christer_Naam-47.html
Christer_Naam-48.html
Christer_Naam-49.html
Christer_Naam-50.html
Christer_Naam-51.html
Christer_Naam-52.html
Christer_Naam-53.html
Christer_Naam-54.html
Christer_Naam-55.html
Christer_Naam-56.html
Christer_Naam-57.html
Christer_Naam-58.html
Christer_Naam-59.html
Christer_Naam-60.html
Christer_Naam-61.html
Christer_Naam-62.html
Christer_Naam-63.html
Christer_Naam-64.html
Christer_Naam-65.html
Christer_Naam-66.html
Christer_Naam-67.html
Christer_Naam-68.html
Christer_Naam-69.html
Christer_Naam-70.html
Christer_Naam-71.html
Christer_Naam-72.html
Christer_Naam-73.html
Christer_Naam-74.html
Christer_Naam-75.html
Christer_Naam-76.html
Christer_Naam-77.html
Christer_Naam-78.html
Christer_Naam-79.html
Christer_Naam-80.html
Christer_Naam-81.html
Christer_Naam-82.html
Christer_Naam-83.html
Christer_Naam-84.html
Christer_Naam-85.html
Christer_Naam-86.html
Christer_Naam-87.html
Christer_Naam-88.html
Christer_Naam-89.html
Christer_Naam-90.html
Christer_Naam-91.html
Christer_Naam-92.html
Christer_Naam-93.html
Christer_Naam-94.html
Christer_Naam-95.html
Christer_Naam-96.html
Christer_Naam-97.html
Christer_Naam-98.html
Christer_Naam-99.html
Christer_Naam-100.html
Christer_Naam-101.html
Christer_Naam-102.html
Christer_Naam-103.html
Christer_Naam-104.html
Christer_Naam-105.html
Christer_Naam-106.html
Christer_Naam-107.html
Christer_Naam-108.html
Christer_Naam-109.html
Christer_Naam-110.html
Christer_Naam-111.html
Christer_Naam-112.html
Christer_Naam-113.html
Christer_Naam-114.html
Christer_Naam-115.html
Christer_Naam-116.html
Christer_Naam-117.html
Christer_Naam-118.html
Christer_Naam-119.html
Christer_Naam-120.html
Christer_Naam-121.html
Christer_Naam-122.html
Christer_Naam-123.html
Christer_Naam-124.html
Christer_Naam-125.html
Christer_Naam-126.html
Christer_Naam-127.html
Christer_Naam-128.html
Christer_Naam-129.html
Christer_Naam-130.html
Christer_Naam-131.html
Christer_Naam-132.html
Christer_Naam-133.html
Christer_Naam-134.html
Christer_Naam-135.html
Christer_Naam-136.html
Christer_Naam-137.html
Christer_Naam-138.html
Christer_Naam-139.html
Christer_Naam-140.html
Christer_Naam-141.html
Christer_Naam-142.html
Christer_Naam-143.html
Christer_Naam-144.html
Christer_Naam-145.html
Christer_Naam-146.html
Christer_Naam-147.html
Christer_Naam-148.html
Christer_Naam-149.html
Christer_Naam-150.html
Christer_Naam-151.html
Christer_Naam-152.html
Christer_Naam-153.html
Christer_Naam-154.html
Christer_Naam-155.html
Christer_Naam-156.html
Christer_Naam-157.html
Christer_Naam-158.html
Christer_Naam-159.html
Christer_Naam-160.html
Christer_Naam-161.html
Christer_Naam-162.html
Christer_Naam-163.html
Christer_Naam-164.html
Christer_Naam-165.html
Christer_Naam-166.html
Christer_Naam-167.html
Christer_Naam-168.html
Christer_Naam-169.html
Christer_Naam-170.html
Christer_Naam-171.html
Christer_Naam-172.html
Christer_Naam-173.html
Christer_Naam-174.html
Christer_Naam-175.html
Christer_Naam-176.html
Christer_Naam-177.html
Christer_Naam-178.html
Christer_Naam-179.html
Christer_Naam-180.html
Christer_Naam-181.html
Christer_Naam-182.html
Christer_Naam-183.html
Christer_Naam-184.html
Christer_Naam-185.html
Christer_Naam-186.html
Christer_Naam-187.html
Christer_Naam-188.html
Christer_Naam-189.html
Christer_Naam-190.html
Christer_Naam-191.html
Christer_Naam-192.html
Christer_Naam-193.html
Christer_Naam-194.html
Christer_Naam-195.html
Christer_Naam-196.html
Christer_Naam-197.html
Christer_Naam-198.html