69
SANTA MONICA, LOS ANGELES
Amy Chang gaapt terwijl ze de gordijnen opentrekt. Ze loopt in haar korte witte kamerjas naar de woonkamer en prikt in de hoop op de grond naast de bank.
Mitzi kreunt.
‘Môgge. Even kijken of je nog leeft. Ik vind zoveel lichamen op de grond die niet leven.’
‘Ik ook niet.’
‘Blijf dan nog maar even dood. Ik ga koffie zetten.’
Mitzi doet gewillig wat haar wordt gezegd. Alleen al het idee om haar hoofd te bewegen is vreselijk. Ze doet haar ogen dicht en gaat bij zichzelf na of ze zich ergens voor moet verontschuldigen. Afgezien van het feit dat ze in haar eentje een fles wijn heeft leeggedronken, gelooft ze dat ze vrijuit gaat.
‘Wil je ook wat water? Misschien een ontbijtje?’ Amy zet het koffiezetapparaat aan. Het geluid van het malen van bonen is genoeg om Mitzi de dekens over haar hoofd te laten trekken.
‘Alleen koffie. Gelúídloze koffie.’
‘Wil je iets in die geluidloze koffie?’
‘Gewoon zwart.’ Mitzi gaat zitten en trekt het beddengoed van zich af. ‘Hoe laat is het?’ Het bloed stroomt naar haar hoofd en ze heeft het gevoel dat ze in brand staat.
‘Kwart over zeven. Ik vrees dat ik vroeg opsta.’
Mitzi komt moeizaam overeind en wankelt in haar bh en haar slipje naar de badkamer. Nadat ze de wc heeft gebruikt vloekt ze omdat ze niet begrijpt hoe de mengkraan van de elegante designwasbak werkt. Ze draait aan de lange gouden buis met het gevoel alsof ze een kip wurgt. Plotseling spuit er zo’n harde straal koud water in de wasbak dat het over haar blote buik plenst.
Ze pakt een handdoek van de rand van het bad en droogt zich af. In de spiegel ziet ze haar treurige spiegelbeeld. Onder vermoeide ogen en rode drankwangen zijn de littekens van haar huwelijk zichtbaar – sporen van Alfies riem. Beschamend paars, bruin en rood lopen ze her en der over haar buik, armen en benen. Ze laat haar handen langs haar lichaam bungelen en staart naar zichzelf. ‘Jezus, meid, hoe kon je dit laten gebeuren?’ Ze onderzoekt een paar striemen van dichtbij door haar lichaam heen en weer te draaien. Geen wonder dat ze hem bijna heeft gedood. Ze zou iemand al doden die een hond zo behandelde, laat staan een ander mens.
Ze recht haar rug. Laat de wasbak voorzichtig vollopen en wast haar handen en haar gezicht. Droogt zich af en mijdt de spiegel. Haar haar doet ze later wel. Amy is druk in de keuken als Mitzi weer verschijnt. ‘Koffie en gesneden fruit op de tafel. Het zou goed zijn als je iets at.’
‘Ja, dokter. Bedankt.’ Ze trekt haar kleren aan zodat haar vriendin de blauwe plekken niet ziet. ‘Kan ik hier wat ibuprofen bij slikken?’
‘Niet op een lege maag.’
‘Ik heb het nódig.’ Mitzi houdt haar hand op.
‘Zielig hoor. Heb je wat kunnen slapen?’
‘Voor het eerst sinds tijden zes uur achter elkaar.’
‘Mooi.’ Amy geeft haar een foliestrip met tabletten en een glas water. ‘Alsjeblieft.’
Mitzi neemt twee pillen en spoelt ze weg. ‘Bedankt dat je er gisteravond was.’
‘Geen probleem. Ik zal er altijd zijn.’
‘Dat weet ik. Ik ook – als je me ooit nodig hebt. Maar niet voor dit soort ellende. Ik geef je een schop voor je kont als je een vent je zo laat behandelen als ik die lul heb laten doen.’
‘Het leven gaat door, hè?’
‘Reken maar. Vandaag is de eerste dag van de rest van mijn leven.’
De pathologe glimlacht. ‘Een gouwe ouwe.’
‘Je moet erin geloven.’ Mitzi neemt een slokje van de net ingeschonken koffie. ‘Heb ik het gisteravond met je over de Lijkwade van Turijn gehad?’
‘Min of meer. Je zei dat dat de reden was waarom Nic in Italië zat, maar daarna kwam er niet veel zinnigs uit je.’
‘Oké. Het gaat hierom – wij denken dat de Wade iets met de zaak Tamara Jacobs te maken heeft en we zijn er nog niet achter wat.’
‘Waarmee kan ik dan helpen?’
‘Onduidelijk. Wij maken gewoon elke deur open om te kijken wat erachter zit. Iets wat terugkomt is de vraag of de Wade werkelijk van Christus is geweest. Als ik jou wat HD-foto’s stuur, kun je mij dan vertellen of jij denkt dat de sporen op het linnen overeenkomen met de verwondingen door een kruisiging?’
‘Wauw.’ Amy is volledig verrast door het verzoek. ‘Jij wil dat ik de Zoon van God postmortaal onderzoek?’
Als Mitzi’s hoofd niet zo zeer zou doen, zou ze lachen. ‘Zoiets. Je maakt er wat meer van dan het is.’
‘Ik weet het. Maar dan nog kan ik een dossier aanleggen onder de naam “Jezus Christus”. Hoeveel artsen kunnen dat zeggen?’