126
FRANKRIJK
Op twee stappen van de auto ruikt Nic zout en hoort hij het bulderen van schuimende branding van de Middellandse Zee in de duisternis links van hem. Het ontgaat hem niet dat zijn zaak op het strand van Manhattan Beach begon en nu misschien op de zandige kust van de Côte d’Azur zal eindigen.
Er hangt een ongemakkelijke spanning in de lucht, die hij niet heeft gevoeld sinds de dag dat hij de telefoon in zijn appartement neerlegde en besefte dat zijn vrouw en kind zonder hem waren gaan wandelen.
De dood hangt in de lucht.
Hij is vlak bij de moordenaar van Tamara. Vlak bij een kracht die zonder wroeging een einde kan maken aan een onschuldig leven.
De jarentwintigvilla van Édouard Broussard is ostentatief verlicht door het gouden schijnsel van bewakingslampen en is duidelijk te zien vanaf de historische Promenade des Anglais. Hij is gebouwd op een oplopend hoekperceel achter elegante stenen muren, een prachtig stuk onroerend goed, met lange, smalle ramen en een grote, witte dubbele trap die naar een kolossale mahoniehouten voordeur leidt.
Nic komt bij een zwarte gietijzeren poort. Hij drukt op een knopje op een koperen naambordje en wacht.
Een Franse stem – een beschaafde, rijpe vrouwenstem – kraakt uit een weggewerkte luidspreker. ‘Bonsoir.’ Het is eerder een vraag dan een begroeting. ‘Qui est là?’
‘Hallo, ik moet met monsieur Broussard spreken.’
Ze antwoordt in het Engels. ‘Wie is daar?’
Boven Nics hoofd knippert een zwak lichtje. Hij ziet dat er een videocamera is die met de intercom is verbonden. ‘Mevrouw, ik ben Nic Karakandez van de politie van Los Angeles.’ Hij pakt zijn penning en houdt die naar de lens op. ‘Dit is mijn legitimatie. Ik zal u met alle genoegen het telefoonnummer van mijn chef geven.’
Het gekraak houdt op en nu is het alleen maar stil. Terwijl hij wacht, houdt Nic de zijstraat en de hoofdweg in de gaten. Gelukkig is er niets wat erop wijst dat hij gevolgd is. Met een elektronische zoemtoon gaat de poort open. Hij loopt erdoor en hoort hoe de poort achter hem tot stilstand komt en vervolgens weer begint te sluiten.
Tegen de tijd dat hij bij de stenen trap aankomt, is de grote voordeur opengegaan en neemt een lange, gedistingeerde heer met zilvergrijs haar en een baard hem op terwijl hij aan komt lopen. Hij weet zeker dat het Édouard Broussard is. Hij glimlacht. Hij was bang dat hij te laat zou zijn, had zichzelf er al van overtuigd dat hij weer op een afgeslacht lijk – of twee – zou stuiten.
‘Monsieur Broussard.’
‘Oui, bonsoir.’ Broussard trekt behendig de deur achter zich dicht, zodat zijn vrouw niets kan horen wat ze niet zou mogen horen. ‘Wat wilt u?’
De rechercheur toont nogmaals zijn penning. ‘Ik moet echt binnenkomen om u te spreken. Uw leven – en dat van uw vrouw – lopen gevaar.’
Broussard kijkt sceptisch.
Nic ziet aan zijn ogen dat hij twijfelt. ‘Ik kom net uit Turijn. Mario Sacconi is vermoord. Ik geloof dat wij allebei weten waarom.’
De angst daalt als een schaduw over het gezicht van de wetenschapper. Hij doet zijn voordeur wijd open. ‘Alstublieft.’
Nic loopt langs hem en komt in een voorportaal met dikke kokosmatten op de grond. In een van de hoeken staat een erg opvallende antieke kapstok, als een dunne, bruine schildwacht.
Broussard sluit de voordeur af en vergrendelt hem, waarop hij voorgaat naar een glimmende hal met een marmeren vloer die wordt verlicht door een gigantische traanvormige kroonluchter en met grote spiegels in gouden lijsten aan de muren. Hij draait de glimmende koperen kruk van een glimmende witte panelendeur en stapt in een ruime studeerkamer zonder ramen. ‘Hier kunnen we praten. Dit gebruik ik als mijn thuiskantoor, het is veilig.’
Nic werpt een blik op de met eiken betimmerde muren en stelt zich voor dat zich daarachter safes, kasten en laden vol met vaderschapsgeheimen en stukken van de verdediging in strafzaken bevinden. ‘Ik zou echt graag willen dat u vraagt of uw vrouw erbij komt.’
Broussard fronst zijn wenkbrauwen. ‘Waarom?’
De rechercheur trekt de rechterkant van zijn jack open en toont de Beretta. ‘Zodat ik u kan beschermen. Als de moordenaar van Mario hier komt en u in verschillende kamers bent, zal er minstens een van u doodgaan.’