98
TURIJN
Nic doet het licht in de slaapkamer uit en trekt het gordijn voorzichtig een centimeter opzij. Terwijl hij naar de natte, verlaten straat kijkt, belt hij Goria. ‘Mijn kamer is overhoop gehaald.’
‘Wat?’
‘Iemand heeft hem doorzocht. Ze hebben niets meegenomen maar ik weet dat ze mijn dossiers van de zaak hebben ingezien, misschien zelfs foto’s hebben bekeken.’
‘Weet je het zeker?’
‘Absoluut zeker.’
‘Ik ben nog in de buurt. Check uit. Je kunt bij mij logeren. We moeten morgen toch vroeg op pad.’
Nic loopt bij het gordijn vandaan en begint zijn spullen te verzamelen. ‘Goed idee. Ik ben zo beneden.’
Het kost hem ongeveer tien minuten om in te pakken en naar beneden te gaan. Terwijl hij de rekening betaalt, overweegt hij te vragen wie zijn kamer heeft schoongemaakt en aan zijn spullen heeft gezeten, maar dat doet hij niet. Zo te zien zal hij van de halfslapende receptionist geen antwoord krijgen waar hij wat aan heeft.
Nic loopt het restje van de koude, regenachtige nacht in en speurt de straat af of hij in de gaten wordt gehouden terwijl hij de hoek omslaat om Goria’s Bravo te zoeken. Voor zover hij weet heeft niemand hem zien vertrekken.
‘Dit is zo’n dag waar geen eind aan lijkt te komen,’ zegt de Italiaan, terwijl de politieman zich in de passagiersstoel laat zakken.
‘Daar heb ik er de laatste tijd veel te veel van gehad. Nogmaals bedankt voor je hulp.’
‘Geen probleem.’ Hij start de motor en rijdt weg.
‘Luister, ik moet mijn baas bellen. Vind je dat vervelend?’
‘Ga je gang.’
Nic toetst het nummer in. Het duurt een paar seconden voordat de verbinding tot stand komt, dan hoort hij de telefoon overgaan.
‘Ja.’
Hij is geschokt door de botte manier waarop ze opneemt. Het lijkt wel alsof zij het niet is en hij een verkeerd nummer heeft gedraaid.
‘Mitzi, ik ben het, Nic.’
‘Hoi Nic, het spijt me, dit is een slecht moment.’
Dat kan hij uit haar toon opmaken. Ze zit in een auto en rijdt ergens naartoe. Hij hoort het geluid van het verkeer en van een van de meiden die tegen haar schreeuwt en de andere die huilt. ‘Mitz, ik kan je amper horen. Bel me terug wanneer je kunt. Er gebeuren wat vreemde dingen en ik moet je op de hoogte brengen.’
Ze hangt op en hij klapt zijn telefoon dicht. ‘Zo te horen heeft mijn baas het ook moeilijk.’
‘Moeilijke tijden leveren soms goede herinneringen op.’ Zegt Goria, terwijl hij uitwijkt voor een gat in de weg. ‘Voor mij waren de moeilijke tijden toen we niets hadden de gelukkigste van mijn huwelijk. Mijn vrouw en ik aten alleen soep en gingen naar bed om warm te blijven en te vrijen.’ Hij draait zich om en glimlacht naar Nic. ‘Begrijp je wat ik bedoel?’
‘Ja. Ik weet wat je bedoelt.’
Ze rijden in noordwestelijke richting door de stad naar Venaria Reale, een rustige gemeente niet ver van het uitgestrekte terrein bij de Strada Militare Carlo Grassi. Goria woont in een klein nieuw huis dat beschermd wordt door een ijzeren poort en een hoog metalen hek. Als hij op een afstandsbediening drukt, gaat de poort open en rolt er een deur omhoog, die toegang geeft tot een lange garage.
‘Hier zijn we veilig. Maak je vannacht maar geen zorgen meer.’ Goria zet de motor af en stapt de garage in. ‘Ik heb bewakingscamera’s en een buitenalarm rond het huis, allemaal noodzakelijke voorzorgsmaatregelen in mijn vak.’ Hij loopt naar een metalen kastje in de muur van B2-blokken en drukt op diverse knoppen. ‘Het is nu ingeschakeld. Niemand kan binnenkomen zonder dat het afgaat.’
‘Over afgaan gesproken,’ Nic volgt hem door een deur naar een koele, donkere keuken. ‘Heb jij een schietijzer voor mij?’
‘Natuurlijk. Maar je hebt het niet van mij gekregen.’ Een tl-lamp aan het plafond flikkert aan. Hij opent een grote stalen vriezer, duikt in het koelvak en komt weer tevoorschijn met een fles in de ene hand en een pistool in de andere. ‘Bier en een Beretta – is dat service of niet?’
‘Perfect.’ Nics telefoon gaat over in zijn broekzak.
Goria legt het pistool en de Peroni op een aanrecht en pakt een biertje voor zichzelf.
Volgens de nummermelding is het Mitzi. ‘Hallo.’
‘Hoi, Nic. Sorry van daarnet. Hé, hoe laat is het daar?’
Hij kijkt op zijn horloge. ‘Vier uur ’s ochtends.’
‘Gut, sorry. Is het te laat?’
‘Ik weet zelfs niet meer wat laat is.’ Hij lacht vermoeid terwijl hij het biertje pakt. ‘Ik wilde net wat drinken en dan ga ik pitten.’
Het is even stil, dan verandert haar stem. ‘Alfie heeft me gisteren in elkaar geslagen en ik heb hem laten oppakken.’
‘Wat?’
‘Hij begon me af te ranselen en de grote meneer uit te hangen. Toen werd het allemaal erg akelig en heb ik de hulptroepen ingeschakeld.’
‘Gaat het? Heeft die klootzak je wat gedaan?’
Ze is geroerd bij het horen van de woede in zijn stem. ‘Lichamelijk valt het wel mee.’
‘En de meiden?’
‘Die zijn er kapot van. Daarom kon ik niet met je praten.’
Nic zet het flesje neer. ‘Luister, als je wil dat ik terugkom kan deze kutklus de pot op. Ik pak de eerstvolgende vlucht naar L.A.’
Ze lacht. ‘Vergeet het maar, cowboy. Jij rondt die klus af.’
‘Serieus...’
‘Nee, ik red me wel. Bovendien, Amy past op me.’
‘Mooi.’
‘Ze vroeg naar jou.’
‘Ja, dat zal wel. Wat gaat er nu met Alfie gebeuren?’
‘Hij is al voor het gerecht geweest. Dertig dagen de bak in.’
‘En dan?’
‘Ik ben niet van plan om hem terug te nemen, als je dat bedoelt.’
‘Dat was precies wat ik bedoelde.’
‘Ik heb mijn lesje geleerd.’
‘Blij dat te horen. Als ik kan helpen – hoe dan ook – laat het me dan weten.’
‘Bedankt. Dat zal ik doen. Op dit moment kun je helpen door die rotzaak op te lossen.’
‘Ik wou dat ik het kon. Ik ben net uit het hotel getrokken. Iemand heeft mijn kamer overhoopgehaald terwijl ik achter Craxi aan zat.’
‘Weet je het zeker?’
‘Absoluut. Dave Burge van de FBI heeft een privédetective geregeld om mij te helpen bij het natrekken van een aantal sporen. Goeie vent, hij heet Fabio Goria.’
‘Ik heb je verteld dat daar geen geld voor was, Nic.’
‘Het heeft ook niets gekost. Het was een gunst. Ik had er eentje te goed van Burge, meerdere zelfs.’
‘Mooi. En Craxi?’
‘Heb hem gevonden en ben hem kwijtgeraakt. Het is een lang verhaal. Hoe dan ook, ik ga de carabinieri afschudden.’
‘Prima. Ik ga nu ophangen, dan kun je wat slapen.’
‘Ik bel je morgen – ik bedoel later vandaag.’
‘Geweldig. Hou contact.’
‘O, Mitz?
‘Ja?’
‘Ik ben blij dat je die lul hebt laten oppakken. Je bent een superdiender, een supermoeder en een supermens. Ik hoop dat dit de eerste stap is in de richting van het superleven dat jij en de meiden verdienen.’
‘Dank je.’ Ze hangt snel op, wil niet dat hij hoort dat ze aangedaan is.