107
TURIJN
‘Wakker worden, vriend.’
Nic hoort de stem maar is nog te wazig om te antwoorden.
‘We moeten erop uit. Kom op.’ Fabio Goria legt een hand op de schouder van de rechercheur.
Karakandez leunt op zijn ellebogen en knippert met zijn ogen tegen het daglicht als de privédetective de gordijnen opentrekt. ‘Ik ben wakker, geef me alleen een minuut om bij te komen.’
‘Ik maak koffie en eieren, dan moeten we vliegen.’ Goria loopt de kamer uit. ‘We hebben niet lang.’
‘Ik snap het.’ Nic wankelt naar de badkamer. Hij voelt zich halfdronken terwijl hij onder de douche stapt. Die is eerst te koud, dan te heet, en dan weer te koud. Uiteindelijk zeept hij zich in en behelpt hij zich met het afwisselend ijskoude en gloeiend hete water.
Hij droogt zich af en trekt een schoon, zacht, katoenen, flodderig blauw ruitjesoverhemd, een effen blauwe fleece hoodie en een blauwe Gap spijkerbroek aan. Hij pakt zijn BlackBerry van het nachtkastje en typt een mailtje aan luogotenente Cappellini.
Carlotta,
Ik ben vanmorgen niet in het hotel als je me daar komt halen. Ik ben gisteravond een beetje dronken geworden met wat lui die ik heb leren kennen en we zijn uiteindelijk aan de andere kant van de stad beland. Ik bel je vanmiddag om iets af te spreken.
Dank je.
Hoop dat je een goeie dag hebt.
Nic.
Hij drukt op verzenden en gaat dan naar de open keuken waar Goria roereieren en vettige bacon uit een pan laat glijden. ‘De koffie is zelfbediening.’ Hij gebaart naar een glazen kan met vers gemalen koffie die op zijn eigen warmhoudplaatje staat te pruttelen. ‘In de ijskast staan melk en koffieroom.’
‘Wil jij wat?’
‘Si. Gewoon zwart.’
Nic pakt twee witte mokken van een plank en schenkt de koffie in. Ze gaan zitten op de met lederen zittingen beklede keukenstoelen aan een lange tafel van resthout, die uitkijkt op een functionele tuin. Het is de tuin van een alleenstaande man. Geen bloemen, geen leuke hoekjes, alleen een terras en een barbecue, voor het geval hij daar ooit de tijd voor heeft.
Ze hadden gisteravond geen tijd om iets te eten en nu heeft Nic meer honger dan hij dacht. ‘Lekkere eieren.’
‘Grazie. Italiaanse jongens leren hoe ze lekker moeten koken.’
‘Ooit zul jij voor iemand een uitstekende vrouw zijn.’
‘Heel grappig. Eet snel. We moeten gaan voordat we zelfs van dat beetje slaap nog spijt krijgen.’
Beide mannen zijn doodop maar ze weten dat het een race tegen de klok is. Als Craxi’s ontvoerder dezelfde informatie heeft weten los te peuteren die zijn vrouw Erica hun heeft gegeven, dan is het slechts een kwestie van tijd voordat hij de wetenschapper heeft gevonden die Craxi heeft gebruikt om het DNA van de Wade te analyseren.
Om kwart voor zeven zitten Nic en Fabio in de Fiat en rijden ze naar het zuidoosten over de Via Antonio Sciesa en de Corso Giuseppe Garibaldi. Even na zevenen zitten ze op het oostelijke stuk van de Tangenziale Nord, waar ze behoorlijk opschieten tot ze bij de tol op de weg naar Milaan komen, waar een enorme vrachtwagen een klapband heeft gekregen. De autostrada is overdekt met flarden zwart rubber.
Het is kwart over zeven als ze er bij de afslag Chivasso af gaan en vijf voor halfacht als ze zachtjes de portieren van de Fiat dichtdoen en naar het kleine vrijstaande huis aan de rand van een enorm landgoed lopen.
‘Dat kasteel daarachter,’ zegt Fabio terwijl hij in de verte over de heggen naar een paleis met lichtroze bakstenen en ramen met groene luiken wijst, ‘dat is Castagneto Po, het vroegere familiehuis van Carla Bruni.’
Nic kijkt naar het weelderige terrein. ‘Als je op zo’n plek hebt gewoond, moet je wel met een president trouwen om er de levenswijze op na te blijven houden waaraan je gewend bent.’
‘Maar Sarkozy?’ Goria haalt zijn schouders op terwijl ze lopen. ‘Het is een raadsel waarom een mooie Italiaanse een Franse dwerg kiest.’ Hij duwt een zwarte metalen poort open en ze lopen over een oprit van honingkleurige steentjes naar een mooi huis van twee verdiepingen met een spectaculair uitzicht op de golvende heuvels rond Turijn en de wijngaarden in de omgeving.
De Italiaan knikt naar de zwarte Mercedes SLK die aan de kant geparkeerd staat. ‘Dat is zijn auto. Hij is thuis.’
Nic voelt of het pistool dat hij vannacht heeft gekregen nog onder zijn broekband zit.
Goria pakt de enorme koperen ring die in het midden van een glimmende zwarte deur hangt en laat hem hard neerkomen. Hij steekt zijn hand in zijn jasje en haalt er een valse legitimatie uit. ‘Carabinieri! Doe open, signore Sacconi!’
Nic loopt naar de achterkant van het huis.
Terwijl hij een snelle ronde maakt, tuurt hij door de ramen op de begane grond en loopt dan weer naar de voorkant. ‘Er is geen teken van leven maar op de eerste verdieping staat wel een raam open.’
Goria stopt de legitimatie in zijn zak. Hij kijkt naar de regenpijpen en het latwerk. Hij weet wat er van hem verwacht wordt.