13
ZATERDAGOCHTEND, INGLEWOOD, CALIFORNIË
Om acht uur rolt Nic vermoeider uit zijn bed dan hij erin ging liggen. Hij is in de vroege uurtjes in slaap gevallen en daarna vier, vijf keer wakker geworden. Slapeloosheid is vaste prik geworden sinds de dood van Carolina en Max. Hij zet de tv aan bij wijze van achtergrondrumoer – virtueel gezelschap – en omdat zijn appartement zo klein is dat hij in de douche nog steeds kan luisteren.
Hij droogt zich af als zijn mobieltje rinkelt. Zonder te kijken weet hij dat het Mitzi is. Zij is de enige die hem ooit in het weekend belt en omdat het gisteravond te laat was om haar op de hoogte te brengen van zijn gesprek met Jacobs, zit ze waarschijnlijk te springen om info.
‘Môgge,’ zegt hij, terwijl hij nog steeds zijn natte haar droogwrijft. ‘Ik kom net onder de douche vandaan en wilde koffie gaan zetten en je dan bellen.’
‘Je bedoelt dat ik je naakt heb overvallen? Lieve hemel. Zeg alsjeblieft ja, ook als het niet waar is. Je weet hoeveel behoefte wij getrouwde vrouwen hebben aan een beetje onschuldig vertier.’
‘Spiernaakt en in al mijn atletische glorie.’
‘Genoeg. Nu ga ik blozen. Hoe ging het met Jacobs?’
Hij laat de handdoek vallen en kleedt zich met één hand aan terwijl hij praat. ‘De man blijkt gay te zijn en woont samen met een partner half zo oud als hij in Sydney, in Australië.’
‘Het is niet waar.’
‘Het is wel waar, en niet zo’n beetje ook. De Australische politie vertelde me dat hij en zijn vrouw een paar jaar terug uit elkaar zijn gegaan nadat hij voor zijn homoseksualiteit was uitgekomen, maar ze zijn nooit gescheiden.’
‘Waarom niet?’
‘Beetje vaag. Dylan zei dat Tamara niet wilde dat iedereen haar zou uitlachen en omdat hij altijd veel in het buitenland werkte, ging hij gewoon mee in het verhaal dat hij steeds op reis en aan het werk was.’
‘Maar nu heeft hij een huís in Australië?’
‘Ja, en in Zuid-Frankrijk en op Bali. Hij doet in onroerend goed, verkoopt het duurste van het duurste aan rijke en beroemde mensen, en heeft daar voor zichzelf een paar koopjes aan overgehouden.’
‘Lekker.’
‘De politie in Nieuw-Zuid-Wales was heel behulpzaam. Ik heb ze een foto gestuurd die een van onze mensen van de technische recherche in Tamara’s huis had gevonden en Jacobs heeft haar als zijn Tamara geïdentificeerd.’
‘Waar was die onroerendgoedmagnaat toen zij vermoord werd?’
‘In Sydney, waar hij de afgelopen maand is geweest. Zijn verhaal klopt. Hij kan het niet hebben gedaan.’
‘Geen motief?’
‘Volgens mij niet. Hij heeft ons het nummer van zijn advocaten gegeven, en dus hebben we die gebeld. Dylan Jacobs heeft meer dan een jaar geleden een overeenkomst getekend, waarbij zijn vrouw het huis in L.A. kreeg en waarin de aandelen, effecten en het spaargeld werden verdeeld. Leek een vreemde maar vriendschappelijke aangelegenheid.’
Door de telefoon klinkt het geluid van tienermeisjes die op luide toon ruzie maken. ‘Rustig!’ Mitzi met een hand over de telefoon. ‘Val je vader niet lastig, die probeert te slapen.’ Ze wacht tot de meiden stil zijn en wendt zich dan weer tot Nic. ‘Sorry, ik moet gaan, ze hebben vandaag allebei een feestje en ze zijn nu al door het dolle heen. Ga jij naar de boot?’
‘Je leest mijn gedachten.’
‘Veel plezier.’
‘Jij ook. Hoop dat de meiden het leuk hebben.’ Hij hangt op en stelt zich voor hoe Mitzi Jade en Amber in de haveloze stationwagen van het gezin propt terwijl die luie nietsnut van een man van haar in bed blijft en zijn zoveelste vrijdagavondroes uitslaapt. Ze zou zoveel beter kunnen krijgen.
Nic maakt oploskoffie en denkt nog even na over Mitzi’s man. Ze zei dat hij haar een keer had geslagen, haar een klap had gegeven toen hij dronken thuiskwam na een kroegentocht met de jongens en een buurman uit het huis zag komen. De idioot had de verkeerde conclusie getrokken. Mitzi had hem op haar beurt een schop onder zijn hol gegeven en dat was dat. Maar nu vraagt Nic zich af of de pleisters om haar vingers die hij op kantoor zag eigenlijk niet weer het gevolg van een handgemeen waren. Hij schenkt een glas jus d’orange in en eet een kom muesli zonder melk – een eigenaardigheid die stamt uit de vrijgezellendagen toen bij hem altijd alles op was behalve de muesli. Als Mitzi problemen heeft, zal ze het hem wel vertellen. En als het zo is, dan zal het hem een genoegen zijn om haar man op zijn nummer te zetten.
Het is kort na negenen als Nic zijn voordeur dichttrekt en begint aan de rit van een halfuur naar Terminal Island, even ten oosten van San Pedro en ten westen van Long Beach. De Al Larson Jachthaven aan Seaside Avenue wordt gepacht van de Havendienst van Los Angeles en telt meer dan honderd ligplaatsen, voor vaartuigen tussen de zes en de acht meter. Precies in het midden ligt de grote trots van politieman Karakandez. Het enige wat hem voor waanzin heeft behoed.
De Reunion is geen jacht waar mensen naar om zullen kijken. De negen ton wegende Hillyard-sloep is echt een lelijk eendje. Er zal nooit een in bikini gehuld supermodel of een playboyprins bij gezien worden, laat staan erop. Maar na de dood van zijn vrouw en zijn zoon werd Nic verliefd op de roestbak en redde hij de gietijzeren kiel en de witte eiken ribben van de sloop. Iets oplappen was goed voor zijn ziel, zij het niet voor zijn portemonnee. Elke cent die hij over had is aan reparaties opgegaan – het herstellen van de spanten en het breeuwen, een nieuwe centrale stuurhut met een stuurwiel, drie hutten die met mahoniehout werden bekleed, nieuw fiberglas over de dikke vurenhouten dekken.
Nic is de hele ochtend bezig met werk aan de tien meter lange mast en het lakken van het achterdek. Rond een uur of één in de middag gaat hij aan wal om iets warms te eten. Aan de andere kant van de kade ziet hij iemand die hij meent te kennen. Hij moet echter twee keer kijken – hij heeft haar nog nooit in iets anders gezien dan een spijkerbroek en een trui.
‘Dr. Chang?’
Amy Chang draait zich om van de waterkant. Haar gitzwarte, schouderlange haar veert op, een flits van sneeuwwitte tanden tussen zachte roze lippen en een fonkeling in haar groenbruine ogen. ‘Rechercheur Karakandez.’ Ze spreekt zijn naam met warmte uit terwijl ze naar hem toe loopt, met haar handen in haar zakken. Haar heupen wiegen zachtjes tegen een grote bruine tas die over haar schouder hangt. ‘Een vogeltje vertelde me dat jij hier een boot hebt.’
Hij loopt haar kant op. ‘Het vogeltje heeft gelijk. Maar ik weet zeker dat jíj geen zeilster bent. Of wel?’
‘Nee, helemaal niet. Ik ben nog nooit van mijn leven op zee geweest. Of telt een overtocht met een veerboot in San Francisco ook?’
‘Nee, dat telt niet. Wat brengt jou dan naar het water?’
Ze lacht. ‘De frisse lucht. Even uitwaaien. Het werk even vergeten.’
‘Daar is het zeker een goeie plek voor.’ Hij knikt naar de metalen walvis op de ligplaats rechts van hem. ‘Die is van mij. Mooi, hè?’
Ze glimlacht ironisch. ‘Apárt is misschien een beter woord.’
Hij lacht. ‘Ik ga koffie drinken en een sandwich eten. Heb je daar tijd voor?’
‘Zeker.’ Ze komt vlak naast hem lopen terwijl een zwerm meeuwen opvliegt van de dekplanken en zich in de lucht verspreidt.
Terwijl ze lopen, draait hij zich naar haar om. ‘Dat vogeltje dat jou vertelde dat ik hier een boot heb – heette dat toevallig Mitzi?’
Amy brengt haar vinger naar haar lippen. ‘Rechercheur, je zou beter moeten weten dan iemand vragen om haar bronnen te verraden.’
Ze lachen allebei nog steeds als ze The Deli on the Deck in lopen. Het is er zo druk als de hel op de dag des oordeels. Vol gezinnen die afkomen op een beetje mooi weer en de bekoring van een weekend aan het water.
Het geluk lacht hun toe en ze bemachtigen een net vrijgekomen tafel helemaal achterin, waar ze koffie, een broodje tonijn met kaas en een bak patat om te delen bestellen. Hoewel Amy zei dat ze even aan haar werk wilde ontkomen, is dat hun enige raakvlak. Ze kan het dus niet laten om hem bij te praten over zijn zaak. ‘Ik heb er een getijdendeskundige bijgehaald. Het blijkt dat jullie dame op het strand donderdagochtend in de vroege uurtjes in de oceaan is beland. Hij schat rond een uur of twee, drie.’
‘Enig idee waar ze erin is gegaan?’
‘Bij de pier. De dader dacht waarschijnlijk dat de zee haar mee zou nemen.’
‘Kun je een precieze tijd van overlijden geven?’
‘Je weet hoe dat gaat, Nic. De tijd van overlijden is niet precies te zeggen. Op basis van de lichaamstemperatuur krijg ik een tijdsbestek van drie uur, dus dan heb je het over één uur, halftwee, tot vier, halfvijf. Gezien het getij en de plaats waar ze uiteindelijk is aangespoeld, zou ik zeggen dat het eerder rond halftwee is.’
Hij trekt een sliert bruin geworden kaas van de rand van het broodje. ‘Zij is een schrijfster uit Beverly Hills.’
‘Wás een schrijfster.’
‘Was.’ Hij likt wat vet van zijn vinger en wijst naar de hemel. ‘Misschien is ze het nog steeds. Misschien werkt ze op ditzelfde moment wel met Shakespeare en Orson Welles.’
‘Dat zou een aardige gedachte zijn.’ Ze doopt een patatje in de mayonaise en de ketchup. ‘Is ze thuis vermoord?’
Nic wacht even met eten. ‘Zo te zien in de woonkamer. Ik kon geen spoor zien toen ik er was, maar de technische recherche heeft bloedspetters op het plafond gevonden.’
‘Dezelfde bloedgroep?’
‘Ze hebben het DNA nog niet nagetrokken maar het is wel dezelfde bloedgroep.’
Amy knikt veelbetekenend. ‘Maar geen spatje op het meubilair, de vloer of de muren?’
‘Naar het schijnt niet.’ Hij kan haar gedachten lezen. ‘Ja, wij gaan ervan uit dat de moordenaar voorbereidingen had getroffen.’
‘Degene die bouwplastic heeft uitgevonden heeft veel op zijn geweten.’
‘Gelijk heb je.’ Hij nipt van zijn koffie. ‘We hebben haar kat gevonden. Die had de dader ook afgemaakt. Hebben ze die naar jou gestuurd?’
Ze knikt en pakt nog een patatje uit de schaal. ‘In de koelcel. Het eerste waar de forensisch dierenarts zich maandag over mag buigen.’
‘Vertel eens, raak je wel eens gedeprimeerd van al die dood?’
‘Soms. Afgezien van die schrijfster van jullie had ik deze week nog zeven doden. Drie verkeersslachtoffers, een zelfmoord, iemand die vanuit een auto is doodgeschoten, een lustmoord en een moord die door een seriemoordenaar gepleegd kan zijn.’
Hij veegt zijn vingers af aan een papieren servetje. ‘Ik kan niet wachten om die smeerlappen achter me te laten. Om helemaal van al die seriemoordenaars, gangsters, verslaafden en verkrachters af te zijn.’
Ze bestudeert hem aandachtig. ‘Het is dus werkelijk waar dat jij je penning inlevert?’
‘Heb ik al gedaan. Eind van de maand heb ik het gehad. Dan trouw ik met die grote, lelijke boot die je daar zag liggen en gaan we samen een nieuw leven beginnen.’
‘Ik hoop dat jullie samen gelukkig worden.’ Ze lacht vertederd. ‘Wel jammer, ik heb altijd gedacht dat ik iets zou krijgen met iemand die niet bij de politie zat.’
Hij schuift ongemakkelijk. ‘Dokter, ik hoop dat ik anders op zo’n opmerking kan reageren wanneer ik niet meer bij de politie zit. Maar op dit moment ben ik nog...’ Hij zoekt naar de juiste woorden.
Zij zegt het voor hem. ‘Kapot. Dat weet ik, dat heeft het vogeltje me verteld.’ Ze legt haar hand op de zijne. ‘Ik zet je niet onder druk, Nic. Als je maar aan me denkt – als het zover is.’