62
HET HOOFDKWARTIER VAN DE CARABINIERI IN TURIJN
Door het raam op de bovenste verdieping van het hoofdkwartier van Carlotta Cappellini kan Nic de vreemde hoge torenspits zien van Turijns beroemde Mole Antonelliana, oorspronkelijk een in de negentiende eeuw gebouwde joodse synagoge maar nu een nationaal filmmuseum.
Zijn aandacht is afgedwaald omdat de luitenant van de carabinieri de afgelopen tien minuten in het Italiaans aan de telefoon heeft zitten ratelen. Wat zijn aandacht ook afleidt is het besef dat hoe meer vooruitgang hij hier boekt, hoe minder kans er is dat hij over een paar weken een nieuw leven tegemoet kan zeilen. Als je een moordenaar opspoort, overlaadt de officier van justitie je met een enorm pak papier. Als je er eentje op een ander continent opspoort, dan wordt dat een hele berg.
Carlotta beëindigt het telefoongesprek en hij ziet dat ze zich zorgen maakt. ‘Alles goed?’
Haar kreupele Engels helpt hem over zijn neerslachtigheid heen. ‘Ja. Het spijt me. Alles is heel goed met mij.’ Hij haalt een opgevouwen vel papier uit zijn zak. ‘Dit zijn de nummers waar we het met jouw baas over hebben gehad. Zodra we er eentje hebben getraceerd, wil ik de eigenaar van de telefoon meteen zien. Ik vermoed dat Craxi een van hen is. Ik wil niet dat iemand vragen gaat stellen tot ik hem heb gesproken.’
‘Ik begrijp het. Jij bent bang dat hij vlucht.’
‘Erg bang.’
Ze wijst met een slanke vinger waarvan de nagel met een heel lichte tint roze is gelakt. ‘Deze nummers hier zijn – hoe zeg je dat...’ Ze zoekt naar woorden. ‘... cellulare?’
‘Mobiel?’
‘Ha, ja.’ Ze wijst nogmaals. ‘En dit – ze zijn publieke telefoons, op straat.’ Haar ogen bewegen omlaag over de regels. ‘Maar een of twee nummers zijn abonneenummers die bij een huis horen. Craxi is een veelvoorkomende naam, zoals Smith en Jones bij jullie.’
Ze trekt haar toetsenbord naar zich toe en toetst bedreven een instructie in. ‘Finito. Die zullen zo getraceerd zijn.’
‘Grazie.’
Ze lacht. ‘Spreek jij Italiaans?’
Hij lacht terug. ‘Si. Ik spreek vloeiend grazie en prego. O, en parmigiano en pesto.’
‘Va bene. Dat zijn goede woorden om te kennen.’ Ze werpt een blik op haar beeldscherm. ‘Jouw slachtoffer, ik lees dat ze een beroemde schrijfster was.’
‘Scenarioschrijfster. Ze heeft geen boeken op haar naam. Ik had nooit van haar gehoord, maar naar het schijnt was ze in Hollywoodkringen erg bekend.’
Carlotta fronst haar voorhoofd. ‘Heb jij enig idee waarom zij is vermoord?’
‘Daar wordt aan gewerkt. Misschien heeft het iets te maken met het project waar ze voor schreef.’
Ze legt een hand op een document van twee pagina’s. ‘Ik heb de briefing die je hebt gestuurd gelezen. Je bedoelt die film over onze Wade?’
‘Daar ziet het naar uit. Is daar onlangs iets bijzonders mee gebeurd?’
‘Daar gebeurt nooit iets mee. Hij zit in een verzegelde kist in de Duomo di San Giovanni in het donker.’
‘Maar hij wordt er toch wel regelmatig uitgehaald?’
Ze schudt haar hoofd. ‘Nee. De laatste keer dat de Kerk hem heeft tentoongesteld was in 2010.’
‘In de kathedraal?’
‘Si, maar met grote beveiliging.’ Ze tekent met beide handen een enorm vierkant in de lucht. ‘Ze bouwden een enorme doos van kogelvrij glas. Daar deden ze de Wade in – een verzegelde vitrine met stikstof.’
‘En kwamen er veel mensen kijken?’
Carlotta lacht. ‘Véél? Meer dan honderdduizend mensen per dag – íédere dag. Vijf weken stonden er rijen.’ Ze zwijgt even terwijl ze zich meer van de laatste tentoonstelling probeert te herinneren. ‘Ik heb gelezen dat in die weken drieënhalf miljoen mensen zijn gekomen. Dat is in weken meer dan elk jaar naar het graf van jullie John F. Kennedy gaan.’
Nic glimlacht om de vergelijking. ‘Ik wist niet dat die twee concurrenten waren.’
‘Goed van niet. De Wade zou het winnen. Makkelijk. Katholieken winnen dit soort dingen altijd. Dood en godsdienst zijn heel belangrijk voor ons.’
‘Dat zal ik in gedachten houden. Dus hij is niet meer te zien?’
‘Nee. Dat komt heel zelden voor. Hij wordt altijd bewaard in een afgesloten kist in een kapel van de Duomo, waar bezoekers kunnen bidden. De kerk heeft wat privébewakers – ze vertellen het ons niet precies – en natuurlijk houden onze eigen mensen de kathedraal voortdurend in de gaten.’
‘Hij zou dus nooit gestolen of beschadigd kunnen worden?’
Ze trekt haar schouders op. ‘Dat kun je niet zeggen. In 1997 was er brand. De brandweer moest inbreken in het kabinet. Ze gebruiken hun bijlen en voorhamers om het glas kapot te slaan – dik, kogelvrij glas – en toen moesten ze hem uit het vuur redden.’
‘Was hij beschadigd?’
‘Nee, toen niet, maar eerder, ja. Lang geleden, in de zestiende eeuw, was er ook een brand – weer brandstichting – en ja, toen werd hij wel beschadigd.’
‘In dezelfde kerk?’
‘Nee. Toen was hij in Frankrijk, in de Sainte Chapelle in Chambéry.’
‘Wat deed hij daar?’
‘Ik geloof dat hij in het bezit was van het Huis van Savoye. In die tijd werd er veel gestolen en geplunderd. Nu, hier, is de beveiliging heel goed.’ Ze zegt het vol vertrouwen. ‘Nu kun je niet bij de Heilige Lijkwade in de buurt komen.’
‘Werkelijk?’ Hij knikt naar de computer. ‘Waarom proberen we het niet terwijl wij wachten tot die telefoonnummers getraceerd zijn.’