120
BOYLE HEIGHTS, LOS ANGELES
Mitzi parkeert voor het huis van Jenny Harrison. Ze zou willen dat ze ergens anders was. Gezien haar eigen persoonlijke problemen is een vraaggesprek met een jonge vrouw over hoe ze het lijk van haar beste vriendin heeft ontdekt het laatste wat ze nodig heeft.
Ze klopt op de kapotte voordeur en een agent in uniform trekt hem van de andere kant open. Hij heeft donker haar, is halverwege de dertig en nu al te zwaar en te zelfingenomen.
‘Inspecteur Fallon.’ Mitzi laat haar penning zien. ‘Heb je hier ene Jenny Harrison?’
‘Helaas wel.’ Hij zwaait de deur open. ‘Dat is me er eentje.’
‘Wat bedoel je daarmee?’
‘Die heeft een grote bek.’
‘Mooi. Dan kan ze die opentrekken om mijn vragen te beantwoorden.’ Mitzi rolt met haar ogen terwijl ze hem passeert. ‘Wat is er met de deur gebeurd?’
Hij duwt hem dicht. ‘Zegt dat er bij haar is ingebroken. In deze buurt wemelt het van de junkies en de pooiers.’
Mitzi gaat een rokerige kamer binnen. Het kost haar moeite om niet te kuchen. Haar ogen vallen op een geblondeerd wrak van een vrouw die op een oude bruine Dralontweezitsbank zit te kettingroken. ‘Jenny, ik ben Mitzi Fallon. Ik kom net van het huis van je vriendin. Ik moet je een paar vragen stellen. Wil je dat hier doen of op het bureau?’
Harrison kijkt op, as van haar sigaret valt op de leuning van de bank. ‘Wat is er met Kim gebeurd?’ Ze klinkt alsof ze drugs heeft gebruikt. ‘Wat hebben ze met haar gedaan?’
‘Daar moeten we achter zien te komen, Jenny.’ Ze komt dichterbij en kijkt in de ogen van het meisje. Ze is zo stoned als een garnaal. Heeft waarschijnlijk jointjes zitten roken vanaf het moment dat ze het lijk van haar vriendin zag. Wie kan haar dat kwalijk nemen? ‘Ga onder de douche. Trek andere kleren aan en dan krijg je van mij wat te eten.’
‘Ik wil niet onder de douche en ik heb verdomme geen honger.’
Mitzi laat zich zakken zodat ze oog in oog staan. ‘Het is geen aanbod, liefje. Het is een opdracht. Ik moet een moord oplossen en ik heb niets aan jou als je high bent.’
Harrison vloekt zachtjes. Ze hijst zich van de bank en verdwijnt met een dichtslaande deur in de badkamer. De agent in uniform trekt Mitzi’s aandacht. ‘Die mag d’r mond wel eens spoelen, en dat niet alleen. Waarschijnlijk is dit de eerste keer dat ze dit jaar onder douche gaat.’
‘Misschien is ze vies, maar jij bent een klootzak. Over tien minuten is zij schoon en dan ben jij nog steeds een klootzak.’
‘Ik zei alleen maar...’
‘Doe dat maar niet. Je eerste stap om geen klootzak te zijn is je bek te houden.’
De agent in uniform druipt af en doet of hij de kapotte voordeur onderzoekt. Mitzi loopt door het huis. Er zijn geen ingelijste foto’s, geen vaste telefoon, geen kooktoestel, alleen een kleine oude tv, een magnetron en een ketel. Ze heeft gevangeniscellen gezien die beter waren ingericht. Een eens wit gekleurd dekbed is bezaaid met koffievlekken en brandgaatjes van sigaretten. De onderlakens zien eruit alsof ze nooit verschoond zijn. Ze licht de matras op en vindt een vreemde verzameling – tientallen condooms, een venijnig groentemesje en een echo van een ongeboren baby. Het is een scan op zestien weken, met een datumstempel van twee jaar geleden. Ze vermoedt dat Harrison per ongeluk zwanger is geraakt en het kind heeft verloren of het heeft laten aborteren. Het feit dat ze de foto heeft bewaard betekent dat ze nog steeds af en toe nadenkt over hoe het is om een moeder te zijn.
Mitzi laat de matras neerploffen, veegt haar handen schoon en kijkt in de keuken. Op de voorkant van de kleine koelkast hangen een paar kiekjes die door magneetjes in de vorm van fruit op hun plaats worden gehouden. Er is er eentje van Harrison en het dode meisje in een nachtclub, waarop ze allebei lachen en grote cocktails hebben, compleet met rietjes en veel groen. En nog eentje van hen aan het strand in bikini waarop ze kushandjes werpen naar de camera. Harrison ziet er bijna net zo uit als nu. Mitzi vermoedt dat het strand waarschijnlijk van de zomer was en de foto met de cocktails misschien met oud en nieuw.
In de koelkast staat een stapel van vier diepvriesmaaltijden, een kuip goedkope boter, een stel beschimmelde plakjes kaas, vier blikjes tonijn en een kwart fles wodka. Twee kastjes naast de eenvoudige gootsteen zijn leeg afgezien van een paar niet bij elkaar passende kopjes, drie kommen en twee borden.
Als Harrison weer de kamer in komt, ziet ze er moe uit maar iets minder stoned. Ze is naakt op een verkleurde groene handdoek na, die haar schaamte amper bedekt. Haar gebleekte haar is in bruine rattenstaarten veranderd. Mitzi loopt naar de voordeur en houdt die open voor de agent in uniform. ‘Geef ons even vijf minuten.’
Dat doet hij maar al te graag. Harrison schuift een ingebouwde kleerkast open en trekt een vaalroze T-shirt en een zwarte spijkerbroek aan. Of ze heeft geen ondergoed, of ze wil het niet dragen. Ze steekt haar blote voeten in vuile sportschoenen en wrijft dan haar natte hoofd droog met de handdoek. ‘De droger is kapot. Ik heb haar als zo’n ruigharige hond.’
‘Je ziet er prima uit. Volgens de agent daarbuiten is er bij jou ingebroken. Wat hebben ze meegenomen?’
‘Niets. Er was niets om mee te nemen.’ Ze laat de handdoek vallen en beseft dan dat ze te eerlijk is geweest. ‘Shit, dat is niet waar. Ze hebben wat contanten gestolen die ik had gespaard – vakantiegeld, misschien vijfhonderd dollar, wat juwelen en zo en mijn mobieltje, een nieuwe.’
‘Dat zal wel. Ik wed dat je je tegen de tijd dat we bij het bureau zijn ook nog dat vijftig inch 3D-plasmascherm herinnert, samen met de Valentinojurkjes en genoeg Jimmy Choo’s voor een duizendpoot.’