23

ANTERONUS FILMS, CULVER CITY

De dertig stoelen tellende projectiezaal voor de hoge omes is de meest luxe bioscoop die Mitzi Fallon ooit heeft gezien. De ruimte baadt in een eeuwige schemering, het is er warm genoeg om in een T-shirt te lopen en hij is akoestisch zo perfect dat het net is of je een hoofdtelefoon met ruisonderdrukking op hebt.

      Directieassistente Sarah Kenny loopt over een zee van superzacht blauw tapijt langs rijen kalfsleren stoelen met verstelbare leuning. Mitzi laat haar hand over de stoelen glijden terwijl ze achter haar aan loopt. ‘Jeetje, dit is zo riant dat ik hier wel zou kunnen wonen.’ Ze kijkt op en blijft staan als het scherm flikkerend tot leven komt. ‘Wat is dat? Gaan ze iets vertonen?’

      Alles gaat achteruit. Een film die teruggespoeld wordt. ‘Het is een sequentie uit De Wade.’ Sarah wijst langs het scherm naar de zijkant van de zaal. ‘Daar is een projectiekamer. Daar gaan wij naartoe. De archivaris is waarschijnlijk uw beeldmateriaal aan het voorbereiden.’

      Mitzi schiet een rij in en gaat met het enthousiasme van een klein kind op een uitstapje zitten. ‘Laten we even kijken.’

      De assistente kijkt haar afkeurend aan.

      ‘Alleen dit stukje.’ Mitzi laat zich onderuitzakken in haar leunstoel en laat haar hoofd genietend rusten tegen de hoofdsteun. ‘Kom. Doe niet zo moeilijk.’

      Sarah heeft geen keuze. Ze schikt haar stijlvolle witte halflange rok rond haar gebruinde modellenbenen en drukt op een mute-knop aan het eind van haar armleuning. Gigantische weggewerkte luidsprekers barsten los met een stortvloed aan doordringende geluiden – rollende donder en een knallende bliksemschicht tegen een bleke hemel. De camera gaat over op een heuvel en zoomt langzaam in op twee centurions die op wacht staan bij de rotswand.

      Ze draait de volumeknop terug naar een aangenamere stand en buigt zich naar Mitzi. ‘Herinnert u zich die opname waarin Jozef van Arimathea vroeg of hij het stoffelijk overschot van Christus in zijn familietombe mocht leggen? Nou, dit is de volgende scène – bij de tombe in Golgotha.’

      Ze wordt overstemd door een mannelijke vertellersstem: ‘Tegen de ochtend van de eerste dag van de week ging Maria van Magdala naar het graf kijken.’

      ‘Dat is slechts een hulptrack. De woorden komen uit Mattheüs 28,’ fluistert Sarah, trots op haar religieuze kennis.

      ‘Plotseling was er een zware aardbeving,’ vervolgt de verteller. ‘Want een engel van de Heer daalde af van de hemel, rolde de steen weg en ging erop zitten. Hij zag eruit als een bliksemflits en zijn kleren waren wit als sneeuw. De bewakers beefden van angst en werden lijkbleek.’

      Het beeld vult zich met vluchtende centurions en verblindend licht. De camera gaat over op een close-up van een verbroken Romeins zegel dat naast de reusachtige rots in het zand ligt en de open ingang van de tombe. Sarah wijst met een perfect gemanicuurde vinger naar het scherm. ‘Het zegel is van belang, want dat stond voor het gezag van de keizer van Rome. Dat was toen heel wat. Wie het zegel op de tombe van een gekruisigde misdadiger verbrak, gaf blijk van oneerbiedigheid tegenover de keizer en liep het risico terechtgesteld te worden.’

      ‘Mijn baas is net zo met zijn koffiemok – als iemand die gebruikt en breekt, kan hij net zo goed meteen zijn penning inleveren en zelfmoord plegen.’

      Uit de wervelende stofwolk verschijnen twee bange vrouwen. Ze kruipen dicht tegen elkaar aan. Hun rouwgewaden zitten strak om hun lichaam en hun gezicht. Buiten beeld klinkt een engelachtige stem: ‘Wees niet bang. Ik weet dat u Jezus zoekt die gekruisigd is. Hij is hier niet, want hij is door God opgewekt.’

      Mitzi haalt haar schouders op. ‘Er is net zo’n wonder nodig om mijn man op te wekken.’

      Op het grote scherm verschijnt een naakte, welgevormde engel. Haar lange gouden haar en geveerde vleugels bedekken net genoeg om door de censuur komen. Ze wenkt de doodsbange vrouwen. ‘Kom kijken naar de plaats waar Hij heeft gelegen. Ga snel tegen Zijn leerlingen zeggen: Hij is uit de dood opgewekt.’

      ‘Jezus, waarom doen ze niet iets origineels en nemen ze voor één keer dikke engelen?’ Mitzi wendt zich tot Sarah. ‘Of een zwarte engel, een latina of een Mexicaanse – waarom altijd naakte, blanke meiden?’

      De film stopt en bespaart de assistente een poging om daar antwoord op te geven. Hij wordt snel teruggespoeld en dan wordt het scherm zwart. ‘Ze wisselen de rollen,’ legt Sarah uit. ‘Hierna gaat Maria de tombe in en ontdekt dat het graf leeg is. Alleen de lijkwade ligt er nog.’ Ze zwijgt abrupt, bijna alsof ze al te veel heeft gezegd, en staat op. ‘We moeten nu gaan om uw exemplaren op te halen.’

      Mitzi maakt zich met moeite los uit de gerieflijke omhelzing van de stoel en gaat achter haar aan. ‘Wat gaat er nu gebeuren?’

      ‘We gaan achterom – naar de kamers achter het scherm – ik neem u mee naar de archivaris.’

      ‘Dat weet ik. Ik bedoelde in de film. Wat komt er nu?’

      ‘Ik heb opdracht om alleen met u te praten over wat er geschoten is en over wat er in uw exemplaren staat.’

      ‘Wát zeg je?’

      De toon is genoeg om Sarah sneller te doen lopen. Via een geluiddichte achterdeur leidt Sarah Mitzi naar een gang met links toiletten en rechts een opslagruimte. Vóór haar is nog een zware deur waarop staat: ‘John Kaye senior, hoofd-archivaris.’

      ‘Niet zo snel,’ protesteert Mitzi.

      Sarah vlucht naar een grote, koele ruimte die van de vloer tot aan het plafond bijna helemaal vol staat met planken met blikken films. Ze gebaart naar achteren, naar een werktafel en een klein oud mannetje dat op een kruk voor drie monitoren zit. Een grote hoofdtelefoon omringt zijn volledig kale hoofd. ‘Dat is meneer Kaye,’ fluistert ze. ‘Hij leidt aan dwerggroei en zijn gehoor is niet goed – maar hij is een heel aardige man.’

      Mitzi pakt Sarah bij haar arm als ze er weer vandoor wil gaan. ‘Van één ding kun je op aan, als we hier klaar zijn, juffrouw Bijdehand, dan zúl je me alles vertellen. Ook al moet ik je bij je slanke enkeltjes over het parkeerterrein sleuren en je meenemen naar het bureau.’

      De jonge assistente beeft als ze de laatste stappen zet naar de werkplek van de archivaris. ‘Hallo – meneer Kaye,’ zegt ze luid. ‘Dit is inspecteur Fallon.’

      ‘Inspecteur Fallon.’ Mitzi geeft hem een hand.

      Kaye schudt haar hand maar kijkt haar niet aan. Of hij geneert zich of hij is meer geïnteresseerd in het scherm dan in deze vrouw van de politie. ‘U komt voor de rushes. Die ben ik net aan het kopiëren.’ Hij kijkt even naar een klok hoog aan de muur voor hem. ‘Het overzetten duurt nog zo’n twintig minuten.’

      ‘Wij hebben ze voor jullie op dvd gebrand,’ verklaart Sarah in een poging vrede te sluiten. Ze steekt haar hand in haar grote Gucci schoudertas. ‘Er is ook een geheimhoudingsovereenkomst die u moet tekenen.’ Ze frutselt met twee exemplaren van het document. ‘Omdat het materiaal nog niet is uitgezonden, stelt dit u ervoor verantwoordelijk dat het niet gekopieerd of geplagieerd wordt of kwijtraakt.’

      Mitzi neemt het papier aan en leest het door. Het staat vol juridische hocus pocus die haar en de politie van Los Angeles verantwoordelijk stellen voor miljoenenschades. ‘Ik teken ze wel als de kopieën klaar zijn.’ Ze tuurt naar de monitoren op de werktafel. ‘Is dit de film?’

      Hij knikt. ‘Wat ervan klaar is. Ze hebben nog maar zo’n halfuur gemonteerd – ongeveer een kwart.’ Hij wijst op het beeldmateriaal. ‘Dat is een voorlopige montage die gemaakt is door de assembly editors. Zij maken geen eindmontage tot de hele film geschoten is en de regisseur de tijd heeft gehad om over veranderingen na te denken.’

      Op het scherm is het moderne Italië te zien. Een drukke straat vol auto’s en scooters, Italiaanse verkeersborden, winkels, stijlvol geklede mannen en vrouwen.

      ‘Wat is dit? Waar is het huis van Pilatus en al die ouwe zooi gebleven?’ vraagt Mitzi.

      De assistente geeft geen antwoord.

      ‘Dat is Turijn,’ verklaart Kaye. ‘Dat is de plaats waar een van de moderne hoofdpersonen wordt geïntroduceerd.’ Hij werpt een blik op Sarah, onzeker of hij meer mag zeggen.

      Ze probeert het onmogelijke te doen en niet al te zichtbaar haar hoofd te schudden.

      ‘Kom op,’ zegt Mitzi bits. ‘Vanwaar al dat geheimzinnige gedoe?’

      Sarah bloost een beetje. ‘De waarheid is dat wij allemaal een geheimhoudingsverklaring hebben moeten ondertekenen waarin het ons uitdrukkelijk wordt verboden om te praten over de film, de inhoud of iedereen die bij het maken ervan betrokken is. We hebben ook allemaal memo’s gekregen om ons te herinneren aan onze beloftes.’

      ‘Ik ben godverdomme van de politie,’ zegt Mitzi ziedend. ‘Die vertrouwelijkheid geldt niet voor mij, vooral niet als ik onderzoek doe naar de dood van degene die die kutfilm van jullie heeft geschreven.’

      ‘Begrijpt u alstublieft dat wij ontslagen kunnen worden,’ zegt de archivaris.

      ‘Lang voordat jullie ontslagen kunnen worden, kunnen jullie gearresteerd worden.’

      Er klinken een mechanische klik en een pieptoon onder de werktafel. ‘Ze zijn klaar,’ zegt hij, zo te zien blij met de afleiding. ‘Uw kopieën zijn klaar. Ik zal ze voor u in een doosje en een tas doen.’

      ‘Zou u nu alstublieft de overeenkomst willen tekenen, inspecteur Fallon?’ Sarah houdt de papieren en een pen op.

      Mitzi trekt een gigantisch kruis over iedere pagina met juridische tekst, slaat een vel om en krabbelt achterop: Ik beloof dat ik mijn best zal doen om deze film niet kwijt te raken of hem aan slechte mensen te laten zien. Eerlijk waar. Ze krast haar naam en stopt het papier terug in Sarahs hand. ‘En nu afgelopen met die geheimzinnigdoenerij. Vertel me precies wat er aan de hand is.’

In Zijn Naam
Christer_Naam-1.html
Christer_Naam-2.html
Christer_Naam-3.html
Christer_Naam-4.html
Christer_Naam-5.html
Christer_Naam-6.html
Christer_Naam-7.html
Christer_Naam-8.html
Christer_Naam-9.html
Christer_Naam-10.html
Christer_Naam-11.html
Christer_Naam-12.html
Christer_Naam-13.html
Christer_Naam-14.html
Christer_Naam-15.html
Christer_Naam-16.html
Christer_Naam-17.html
Christer_Naam-18.html
Christer_Naam-19.html
Christer_Naam-20.html
Christer_Naam-21.html
Christer_Naam-22.html
Christer_Naam-23.html
Christer_Naam-24.html
Christer_Naam-25.html
Christer_Naam-26.html
Christer_Naam-27.html
Christer_Naam-28.html
Christer_Naam-29.html
Christer_Naam-30.html
Christer_Naam-31.html
Christer_Naam-32.html
Christer_Naam-33.html
Christer_Naam-34.html
Christer_Naam-35.html
Christer_Naam-36.html
Christer_Naam-37.html
Christer_Naam-38.html
Christer_Naam-39.html
Christer_Naam-40.html
Christer_Naam-41.html
Christer_Naam-42.html
Christer_Naam-43.html
Christer_Naam-44.html
Christer_Naam-45.html
Christer_Naam-46.html
Christer_Naam-47.html
Christer_Naam-48.html
Christer_Naam-49.html
Christer_Naam-50.html
Christer_Naam-51.html
Christer_Naam-52.html
Christer_Naam-53.html
Christer_Naam-54.html
Christer_Naam-55.html
Christer_Naam-56.html
Christer_Naam-57.html
Christer_Naam-58.html
Christer_Naam-59.html
Christer_Naam-60.html
Christer_Naam-61.html
Christer_Naam-62.html
Christer_Naam-63.html
Christer_Naam-64.html
Christer_Naam-65.html
Christer_Naam-66.html
Christer_Naam-67.html
Christer_Naam-68.html
Christer_Naam-69.html
Christer_Naam-70.html
Christer_Naam-71.html
Christer_Naam-72.html
Christer_Naam-73.html
Christer_Naam-74.html
Christer_Naam-75.html
Christer_Naam-76.html
Christer_Naam-77.html
Christer_Naam-78.html
Christer_Naam-79.html
Christer_Naam-80.html
Christer_Naam-81.html
Christer_Naam-82.html
Christer_Naam-83.html
Christer_Naam-84.html
Christer_Naam-85.html
Christer_Naam-86.html
Christer_Naam-87.html
Christer_Naam-88.html
Christer_Naam-89.html
Christer_Naam-90.html
Christer_Naam-91.html
Christer_Naam-92.html
Christer_Naam-93.html
Christer_Naam-94.html
Christer_Naam-95.html
Christer_Naam-96.html
Christer_Naam-97.html
Christer_Naam-98.html
Christer_Naam-99.html
Christer_Naam-100.html
Christer_Naam-101.html
Christer_Naam-102.html
Christer_Naam-103.html
Christer_Naam-104.html
Christer_Naam-105.html
Christer_Naam-106.html
Christer_Naam-107.html
Christer_Naam-108.html
Christer_Naam-109.html
Christer_Naam-110.html
Christer_Naam-111.html
Christer_Naam-112.html
Christer_Naam-113.html
Christer_Naam-114.html
Christer_Naam-115.html
Christer_Naam-116.html
Christer_Naam-117.html
Christer_Naam-118.html
Christer_Naam-119.html
Christer_Naam-120.html
Christer_Naam-121.html
Christer_Naam-122.html
Christer_Naam-123.html
Christer_Naam-124.html
Christer_Naam-125.html
Christer_Naam-126.html
Christer_Naam-127.html
Christer_Naam-128.html
Christer_Naam-129.html
Christer_Naam-130.html
Christer_Naam-131.html
Christer_Naam-132.html
Christer_Naam-133.html
Christer_Naam-134.html
Christer_Naam-135.html
Christer_Naam-136.html
Christer_Naam-137.html
Christer_Naam-138.html
Christer_Naam-139.html
Christer_Naam-140.html
Christer_Naam-141.html
Christer_Naam-142.html
Christer_Naam-143.html
Christer_Naam-144.html
Christer_Naam-145.html
Christer_Naam-146.html
Christer_Naam-147.html
Christer_Naam-148.html
Christer_Naam-149.html
Christer_Naam-150.html
Christer_Naam-151.html
Christer_Naam-152.html
Christer_Naam-153.html
Christer_Naam-154.html
Christer_Naam-155.html
Christer_Naam-156.html
Christer_Naam-157.html
Christer_Naam-158.html
Christer_Naam-159.html
Christer_Naam-160.html
Christer_Naam-161.html
Christer_Naam-162.html
Christer_Naam-163.html
Christer_Naam-164.html
Christer_Naam-165.html
Christer_Naam-166.html
Christer_Naam-167.html
Christer_Naam-168.html
Christer_Naam-169.html
Christer_Naam-170.html
Christer_Naam-171.html
Christer_Naam-172.html
Christer_Naam-173.html
Christer_Naam-174.html
Christer_Naam-175.html
Christer_Naam-176.html
Christer_Naam-177.html
Christer_Naam-178.html
Christer_Naam-179.html
Christer_Naam-180.html
Christer_Naam-181.html
Christer_Naam-182.html
Christer_Naam-183.html
Christer_Naam-184.html
Christer_Naam-185.html
Christer_Naam-186.html
Christer_Naam-187.html
Christer_Naam-188.html
Christer_Naam-189.html
Christer_Naam-190.html
Christer_Naam-191.html
Christer_Naam-192.html
Christer_Naam-193.html
Christer_Naam-194.html
Christer_Naam-195.html
Christer_Naam-196.html
Christer_Naam-197.html
Christer_Naam-198.html