117
TURIJN
Nic stapt weer in de auto en zorgt ervoor dat de man achter de balie hem richting de terminal van het vliegveld ziet vertrekken. Hij weet dat de Italiaanse grenspolitie zijn signalement en paspoortnummer zal hebben en dat een vlucht vanuit Turijn onmogelijk zal zijn.
Vijf minuten later zet hij de auto van Goria op het parkeerterrein van een goedkoop hotel bij het vliegveld en betaalt hij om de auto daar twee weken te laten staan. De carabinieri zullen hem wel vinden. Misschien zelfs binnen enkele uren. Dat is lang genoeg om geen probleem te zijn. Hij neemt een shuttlebus naar de terminal van het vliegveld en volgt de borden naar de plaats waar huurauto’s teruggebracht moeten worden.
Hij loopt snel naar het drukste gedeelte, waar gezinnen hun geduld verliezen omdat het personeel lui of langzaam is en ze bang zijn dat ze hun vlucht zullen missen. Nic kijkt hoe ze komen en gaan en ziet al snel wat de slechtste bedrijven zijn. Hij kan zelfs zeggen wat de nationaliteit van de terugkerende chauffeurs is. Italianen zigzaggen in hoog tempo terug naar de parkeervakken, rijden zelfverzekerd door de gangen en toeteren dat mensen moeten opschieten. Buitenlanders komen zenuwachtig aanrijden en staren omhoog naar de borden in de hoop dat ze de juiste keuze hebben gemaakt en niet enorm veel tijd gaan verspillen door het vliegveld te verlaten.
Hij loopt naar de langste file en klopt bij meerdere chauffeurs op het raampje tot hij uiteindelijk vindt wat hij zoekt: een Amerikaan. Hij toont een kale man van achter in de vijftig zijn politiepenning en zorgt dat zijn leren jack ver genoeg open staat zodat de kinderen achterin en mama voorin de Beretta kunnen zien. ‘Kunt u alstublieft uitstappen, meneer, en mij uw identiteitsbewijs laten zien?’
‘Zeker, agent.’ De brave burger stapt uit zijn Renaultbusje en blijkt dertig centimeter korter en twintig pond zwaarder dan de diender uit L.A.
Nic kijkt aandachtig naar de papieren van John Henry Watkins en vervolgt dan: ‘Meneer, kunt u alstublieft even met mij meelopen naar de achterkant van de auto?’
Onderweg stopt Nic zijn vinger in zijn oor en praat hij alsof hij een portofoon heeft. Hij keert de chauffeur, die nu nerveus is, zijn rug toe tot hij klaar is. Ten slotte draait hij zich langzaam om, om hem het slechte nieuws te geven. ‘Meneer Watkins, ik ben toegewezen aan een internationale antiterreureenheid die met de carabinieri samenwerkt. Wij hebben informatie dat er op dit vliegveld misschien een aanslag gepleegd gaat worden en er is ons gevraagd om te letten op net zo’n auto als die waarin u rijdt.’
‘Die van mij?’
‘Ja meneer, die van u. Ik vrees dat ik hem moet confisqueren en u en uw gezin moet meenemen voor verhoor.’
‘Maar ik moet hem terugbrengen. We moeten naar huis, we zullen onze vlucht missen.’
‘Dat is niet mijn probleem, meneer. Ik weet zeker dat de Italiaanse politie daar begrip voor zal hebben en uw zaak zo snel mogelijk zal afhandelen.’ Hij kijkt langs de lange rij auto’s. ‘Hoewel u misschien wel een tijdje zult moeten wachten tot de agent die de leiding heeft hier gearriveerd is. Het gaat hier allemaal wat langzamer.’
Watkins is geïrriteerd. Hij voorziet al de problemen van vermoeide kinderen op een vliegveld in het buitenland, om nog maar te zwijgen van zijn vrouw met haar korte lontje. ‘Ah, kom op, agent, kunt u ons niet matsen? Wij zijn Amerikaanse burgers, ik moet terug naar Chicago. Mijn gezin moet naar huis en ik moet naar mijn werk.’
Nic wrijft peinzend over zijn kin en kijkt om zich heen. ‘Oké. Luister, ik heb u zojuist nagetrokken en ik weet dat u een ordelievende huisvader bent, maar ik moet toch mijn werk doen en deze auto naar het depot brengen om hem na te laten kijken. U kent de formaliteiten. U zegt dat uw vlucht spoedig vertrekt?’ Watkins knikt. ‘Ik denk dat ik wel iets voor u kan doen. Als u mij de autopapieren geeft, kan ik u, uw vrouw en uw kinderen bij de grote vertrekhal afzetten en de auto terugbrengen naar het parkeerterrein nadat wij hem doorzocht hebben. Maar u moet er wel mee akkoord gaan dat we dit onder ons houden. Om zoiets kunnen ze me de laan uit sturen.’
‘Ik begrijp het helemaal. En als we dat doen, kunnen we dan meteen naar huis?’
‘Ja, meneer.’
‘En hoe zit het met onze borg?’
Nic trekt een passend gezicht. ‘Heeft u met een kaart betaald?’
‘Ja.’
Ik zorg dat iemand de papierwinkel afhandelt en het geld terugstort.’
Watkins kijkt opgelucht. ‘Dat zou geweldig zijn.’
Nic kijkt op zijn horloge. ‘Zullen we dan maar gaan?’
John Henry Watkins grijnst breed, steekt zijn zweterige hand uit en geeft de rechercheur dankbaar de sleutels.