68
PIAZZA COSTELLO, TURIJN
Nic en Carlotta gaan achter in het Baratti & Milano café zitten, met uitzicht op het grote marmeren atrium van een chique winkelgalerij. Ze reikt hem een menukaart aan over een tafel met verse bloemen en een schoon katoenen kleed van gebrand oranje. ‘Di Rossi – hij doet alleen maar wat hem gezegd wordt. Je moet niet vergeten dat de katholieke kerk een wet op zich is.’
Hij pakt de menukaart. ‘Nee, dat is niet waar. Niets ter wereld is een wet op zich. Die kerel gaat niet eens aan de bisschop vragen of ik de Wade mag zien, toch?’
‘Aartsbisschop,’ verbetert ze hem. ‘Waarom is dat zo belangrijk voor jou?’
Hij laat de menukaart zakken. ‘In mijn professie betekent het oplossen van zaken dat je moet zien te ontdekken wat mensen je niet willen vertellen. Als iemand me zand in de ogen strooit, zoals die koster van jou, dan weet ik dat er ergens een doofpot is.’
Er komt een serveerster en Carlotta spreekt Italiaans met haar, waarbij ze af en toe naar Nic wijst. Het meisje neemt hem onderzoekend op en verdwijnt dan.
Hij beseft dat Carlotta net voor hem heeft besteld.
Ze lacht bijna ondeugend. ‘Dit café staat bekend om espresso en warme chocolade. Ik bestel ook hun tramezzini – kleine sandwiches met ham, mozzarella, zalm, tonijn en groenten. En de torta barattina.’
‘De taart van het huis?’
‘Heel goed.’ Ze lacht naar hem. Op een ander moment, op een andere plaats zou hij misschien best leuk gezelschap zijn. ‘Vette chocoladetaart, met slagroom en frambozen.’
‘Denk je dat ik een zoetekauw ben?’
‘Je moet toch iets zoets hebben. Ik hoop dat het eten je humeur zal verbeteren. Als mannen in Italië zuur zijn, voeden we ze dingen om ze zoet te maken.’
‘Ik geloof dat ik alle reden heb om zuur te zijn.’
‘Misschien.’ Ze ziet dat hij speelt met de trouwring om zijn vinger, die hij de hele tijd ronddraait. Een kans om van onderwerp te veranderen. ‘Hebben jij en je vrouw kinderen?’ Ze knikt naar de ring.
Nic staart door haar heen. Hij heeft de vraag wel gehoord, maar in zijn achterhoofd is hij nog steeds de informatie omtrent de koster aan het verwerken. Die gedroeg zich vreemd. Ergens klopte er iets niet, maar hij weet nog niet precies waarom.
‘Kinderen,’ herhaalt Carlotta, die zich afvraagt of ze het woord verkeerd heeft uitgesproken ‘Bambini – heb je kleine kinderen?’
‘Nee. Ik had een zoon, nog maar een paar maanden oud. Hij is omgekomen met zijn moeder.’
‘O.’ Ze ziet de pijn in zijn ogen. ‘Het spijt me. Ik voel me stom dat ik het vroeg.’
Hij draait de trouwring weer om. ‘Ik kan mezelf er niet toe brengen om deze af te doen. Dat zal er waarschijnlijk ook wel nooit van komen.’
De serveerster komt met hun eten maar Carlotta beseft dat deze ene keer de zoetigheid op de schaal de stemming van de man tegenover haar niet zal veranderen. Om van onderwerp te veranderen zegt ze: ‘Turijn is verdeeld in twee steden. De plaats waar de Wade wordt bewaard kennen wij als de Heilige Stad. Niet ver daarvandaan, onder het Palazzo Madama, bevindt zich de Duivelse Stad, zoals wij die noemen.’
‘Zo te horen toeristische onzin.’ Hij pakt een verrukkelijke sandwich van de mooie porseleinen schotel. ‘Ik heb de ervaring dat het echte kwaad geen reclame maakt voor zichzelf. Het blijft verborgen en beweegt zich als een voortvluchtige crimineel.’
‘Het is geen verzinsel om toeristen geld af te troggelen, het is een deel van ons erfgoed. Onder de grond bevindt zich de Alchemistengrot waarin Apollonius van Tyana, een grote occulte magiër, in de eerste eeuw een krachtige talisman heeft verborgen. Volgens de wetenschappers van Savoye was het de steen der wijzen en zelfs Nostradamus is ernaar komen zoeken.’
Nic houdt op met eten. ‘En heeft kennelijk niets gevonden. Wat wil je daarmee zeggen?’
Ze nipt van haar warme chocolade. ‘Turijn bewaart graag zijn geheimen. Wij hebben daarin een lange geschiedenis. Besef wel dat jouw zoektocht even vruchteloos kan zijn als die van hen.’