17
HET CENTRUM VAN LOS ANGELES
De vierentwintigjarige Emma Varley staart in de spiegel boven de rij gebarsten en vuile wasbakken in het personeelstoilet. Zoals talloze vrouwen voor haar, zou ze willen dat alles anders was.
Ze staart met name naar een donkerroze moedervlek midden op haar linkerwang. Haar moeder zei altijd dat het op een schattig kuiltje leek. Als ze ooit fatsoenlijk gaat verdienen, laat ze zich opereren. Tot die tijd camoufleert ze hem met goedkope crème en poeder.
Nu ze zich stom genoeg heeft laten verleiden om naar zichzelf te kijken, vindt ze andere dingen die ze haat. Dik bruin haar dat niet tot een leuke lengte wil groeien zonder te kroezen en ogen die zo verdomd bijziend zijn dat ze jeukende lenzen of een bril met heel dikke glazen nodig heeft. Ze wou dat haar neus kleiner was, haar kin langer, haar wangen minder bol.
Zelfs weglopen van de spiegel heeft zo zijn gevaren. Als ze een stap terug doet, wordt ze eraan herinnerd dat haar borsten te klein zijn, haar middel te dik en haar benen te kort. Volgens haar moeder is uiterlijk niet het belangrijkste – maar in L.A. krijg je het gevoel dat dat wel zo is.
De meisjes op het werk pesten haar, maken haar leven ondraaglijk. Ze zijn zulke etterbakken dat ze zelfs de chef het leven zuur maken. Ze flirten met hem en bespotten hem, plagen met glimpen van borsten en benen en vragen hem dan naar de vriendin van wie ze weten dat hij die niet heeft, misschien wel nooit heeft gehad. Ze noemen hem Vissenkop.
Zoals altijd komt Emma kwaad en gedeprimeerd van het toilet. Met haar hoofd gebogen en haar hand verlegen over haar moedervlek, loopt ze naar de uitgang en het vooruitzicht van wat frisse lucht.
‘Hé, pas op!’
Ze is tegen Vissenkop op gelopen en heeft zijn dag net zo bedorven als die van haar. Ze heeft het kopje gloeiend hete zwarte koffie over zijn broek en schoenen gestoten. Nu springt hij op en neer als een kat die in brand staat.
‘O god, het spijt me!’ Ze neemt het kopje uit zijn linkerhand en een doorweekt klembord en papieren uit zijn andere. ‘Ik heb wat tissues. Sorry.’ Ze legt zijn spullen neer en haalt een pakje Kleenex uit haar handtas. ‘Wat een knoeiboel. Het sp...’
Hij draait zich om en loopt weg. Laat haar zo maar staan. Beent kwaad naar het herentoilet.
‘God allemachtig!’ Emma stampt met haar voeten. Ze zou wel willen vloeken en haar lelijke haar uittrekken als dat in haar aard zat. Maar dat zit het niet. Zo is ze niet opgevoed. Ze haalt diep adem en probeert te kalmeren. Als ze ontslagen wordt, dan moet dat maar. Het is toch een rotbaan.