161
HET BUREAU AAN 77TH STREET, LOS ANGELES
‘Je ziet er belazerd uit, Jenny. Wat heb je in godsnaam genomen?’ Mitzi houdt de deur van de verhoorkamer open zodat de agent in uniform weg kan. ‘Dank je,’ zegt ze als hij de gang in vlucht.
Harrison kijkt gemelijk op van de verhoortafel. ‘Ik heb niets genomen – daarom zie ik er belazerd uit.’
Mitzi pakt een stoel. ‘Waar ben je vandaag geweest?’
‘Wandelen. Proberen de zaken op een rijtje te krijgen. Ik heb vannacht helemaal niet geslapen.’
Dat verbaast Mitzi niet. De wereld van die meid staat op zijn kop en ze weet dat slaap het eerste is wat overboord gaat als dat gebeurt. ‘Ik zal koffie en iets te roken voor je halen.’
‘Koffie en sigaretten?’ zegt ze geringschattend. ‘Het zou wat.’
‘Hé, let een beetje op je woorden. Ik probeer je te helpen.’
Mitzi loopt weg en bietst een paar Marlboro Ultra Lites en een doosje lucifers van een verkeersagent bij de automaat. Op de terugweg naar de verhoorkamer neemt ze twee bekertjes zwarte drab mee waar koffie in zou kunnen zitten. ‘Alsjeblieft, dit is het beste wat ik voor elkaar kon krijgen.’
‘Dank je.’ Het is Harrison aan te zien dat ze heeft besloten om zich beter te gedragen. ‘Het spijt me dat ik zo snauwde.’
‘Dat mag ook wel. Vandaag voel ik me bijna net zo rot als jij.’ Ze schuift de lucifers naar haar toe. ‘Je mag hier niet roken, maar aan de andere kant zouden mensen op zondag ook niet op het politiebureau mogen zijn, dus wat kan het ook verdommen.’
Harrison steekt een sigaret op, trekt er hard aan en zuigt een grote dosis nicotine naar binnen.
Mitzi kijkt naar haar trillende vingers. Die meid is er slecht aan toe. Ze wacht tot ze heeft uitgeblazen en nog een trek heeft genomen. ‘We hebben in de gang een vent in een cel zitten en ik wil dat jij even naar hem kijkt.’
Harrison zet grote ogen op. ‘Hebben jullie hem? De moordenaar van Kim?’
‘Rustig aan. Ik wil alleen dat jij kijkt en mij zegt of je hem herkent.’
Harrison slaat met haar vuist op de tafel. ‘Ik wil die klootzak vermoorden.’
‘Hé. Ik zei rustig aan. Dus hou je gedeisd. Die vent is niet eens gearresteerd. Hij is hier uit eigen vrije wil gekomen.’
‘Is het hem niet?’
‘Ik wil alleen dat je even gaat kijken, Jenny. Kun je dat doen?’
Ze is bijna in tranen. Woede. Verdriet. Razernij. Rouw. Over gemengde gevoelens gesproken. ‘Ja.’ Ze drukt de sigaret uit. ‘Dat kan ik.’
‘Je kunt je koffie meenemen.’
Harrison neemt het kartonnen bekertje mee en volgt de inspecteur de grijze gang in. Mitzi gaat voorop naar het cellenblok. Jimmy Berg is naar huis en er zit nu een nieuwe arrestantenbewaker aan de balie. ‘Getuige in de zaak Bass,’ roept Mitzi naar de agent, die op een kale Tiger Woods lijkt. ‘Ze moet voor mij onofficieel even een blik werpen op onze jongen in cel één.’
‘Ga je gang.’ Hij gebaart dat ze door kunnen lopen.
Mitzi haalt haar pasje langs een elektronische scanner, trekt een zware ijzeren traliedeur open, laat Harrison erdoor en slaat hem weer dicht. ‘Zeg niets. Kijk alleen maar door het gaatje in de deur. Kijk goed en stap dan terug om me te vertellen of je de man in de cel herkent.’ Ze knikt naar een grijze deur aan haar rechterhand.
Harrison stapt naar voren. Ze legt haar wang tegen het koude metaal en tuurt door het dikke glas in het felle, nare licht van de cel. Eerst ziet ze niets. Dan ontwaart ze de man in het oranje gevangenispak die op de brits ligt. Ze kan zijn gezicht niet goed zien. Hij draait zich om. Schikt een kussen op de brits.
Haar hart bonkt. Ze doet een stap achteruit.
Mitzi ziet de schok op haar gezicht. ‘Herken je hem, Jenny?’
Ze knikt maar kan geen woord uitbrengen.
Mitzi pakt haar hand en leidt haar bij de deur vandaan. ‘Wie is het?’
Harrison haalt diep adem. ‘Vis... het is Vissenkop.’
‘Die vent van de werkplaats, de chef?’
Ze knikt. ‘Ja. Meneer James. De vriend van Emma.’