147
HET BUREAU AAN 77TH STREET, LOS ANGELES
Carter verzamelt zijn snel samengestelde team in het crisiscentrum voor de Sluiper om ze op de hoogte te brengen. Hij heeft het leed van werken op zondagochtend verzacht door de secretaresse Alice Hooper op weg naar het bureau koffie en muffins mee te laten nemen.
Terwijl de inspecteur het laatste nieuws doorneemt, wordt het Mitzi duidelijk dat Kris Libowicz en Dan Amis veteranen zijn. Ze lijken als twee druppels water op elkaar. Ze zijn allebei voor in de veertig en hebben allebei het verweekte uiterlijk dat het gevolg is van te veel fastfood tijdens te veel surveillanceopdrachten. Het grote verschil tussen de twee is dat Libowicz grijszwart stekeltjeshaar heeft en Amis een gitzwarte krullenbos, dankzij zijn Afrikaans-Amerikaanse moeder. Ze hebben allebei een goede reputatie – eerlijke dienders die alles hebben gezien en gedaan.
Tom Hix arriveert en lacht naar Mitzi – iets te veel naar haar zin. Carter behoedt haar voor verdere verlegenheid door Hix het beddenlaken te laten zien waarvan een DNA-monster moet worden genomen. Als de onderzoeker eenmaal aan de slag is gegaan, gaan de dienders zitten om de beelden te bekijken die hun weekend hebben bedorven.
‘Dat laken.’ Libowicz wijst naar het stilstaande beeld op het scherm. ‘Waarom draagt hij dat? Waarom heeft die dwaas dat ding meegenomen?’
‘Hij is er emotioneel aan gehecht,’ antwoordt Amis. ‘Net als Linus.’
‘Linus?’
‘Bij Charlie Brown. Weet je wel, dat slome kind met dat dekentje.’
Carter neemt een overgebleven kopje koffie van de tafel. ‘Hij nam liever dat laken dan dat hij een jas aantrok. Daar moet een reden voor zijn. Misschien dat jullie grappenmakers je dit niet herinneren, maar Linus van Pelt was zowel slap als slim. Charles Schultz gaf hem in de strip de rol van filosoof en theoloog – hij citeerde zelfs de Bijbel.’
Libowicz breekt een muffin met zemelen in tweeën. ‘Kennelijk was ‘Gij zult niet doden’ niet een van zijn lijfspreuken.’
Mitzi kan haar ogen niet van het scherm af houden. ‘Wat heeft Verlossing in zijn linkerhand?’ Ze wijst naar het scherm. ‘Daar, kijk, er bungelt iets aan zijn duim.’
Ze buigen zich allemaal dichter naar het beeldscherm.
Nu ziet Carter het. ‘Sleutels. Verdomme. Autosleutels. Waarom hebben we die niet eerder gezien?’ Hij weet het antwoord. Ze zijn allemaal bekaf en als je leeg bent, mis je dat soort dingen. ‘Mitzi, neem contact op met de arrestantenbewaker, hij zal ze nog wel hebben. Stuur een agent in uniform om de auto’s op straat te proberen. Op zondagochtend kunnen dat er niet zoveel zijn.’
Ze pakt haar restje koffie en laat ze aan hun lot over. Op weg naar de balie beneden zet ze het geluid van haar telefoon weer aan en speelt ze een boodschap af die ze tijdens de briefing heeft gemist.
‘Mam, dit is Jade. Het spijt dat we ruzie hebben gemaakt. Ik hou van je. Tot gauw.’
‘Ik hou ook van je,’ roept Amber ergens waar het rumoerig is. ‘We hebben het leuk. Liefs.’
Dat is alles. Maar meer is ook niet nodig. Mitzi blijft aangedaan op de trap staan. Goddank zit ze midden in een moordzaak – twee moordzaken – anders zou ze zo maar een sentimenteel moedermoment kunnen krijgen en haar ogen uit haar hoofd huilen.