166
De politiearts geeft Tyler Carter nieuws dat hij niet wil horen. ‘Mijn mening als medicus is dat u hem niet kunt verhoren.’
‘Wat?’ Carter spuugt het woord uit. ‘U gaat me toch niet vertellen dat u in die gespeelde waanzin gelooft?’
‘Ik ben er niet van overtuigd dat het gespeeld is. Maar dat is niet de reden waarom u uw gram niet kunt halen.’
‘Waarom dan niet?’
‘Hij heeft zijn wonden opengekrabd.’ Carl Jenkins illustreert het met zijn hand. ‘Hij heeft gewoon zijn duimnagels in de sneden van het scheermes gedrukt en de hechtingen losgetrokken. Het is een pijnlijke bedoening. Hij zou in een dwangbuis moeten.’
‘Mooi niet. Hij is er op uit om het op ontoerekeningsvatbaarheid te gooien.’
‘Misschien wel. Maar dan nog moet ik hem naar het ziekenhuis sturen.’
‘Geen sprake van.’ Carter beent weg. ‘Als ik hem in een openbaar ziekenhuis laat opnemen, lopen er honderden mensen gevaar. Behandel hem hier maar.’
‘U bedoelt dat uw zaak gevaar loopt.’
‘O, neem me niet kwalijk – ja, dat bedoel ik ook. Mijn seriemoordzaak loopt gevaar. De kans bestaat dat een man van wie we behoorlijk zeker weten dat hij een hoop vrouwen heeft vermoord ons door de vingers zal glippen.’
‘Tyler, ik heb geen keuze, en jij ook niet. Zelfverminking op deze schaal betekent dat ik hem moet doorverwijzen naar het ziekenhuis en naar volledig gekwalificeerde artsen. En jij moet dat volledig steunen, anders komt iemand je penning innemen.’
‘God geve me de kracht.’
‘Ik hoop het. Intussen is het een lange dag geweest en moet ik zorgen dat deze man zo snel mogelijk wordt overgeplaatst.’
Carter wijst naar Mitzi. ‘We stellen hem eerst in staat van beschuldiging en inspecteur Fallon gaat met hem mee.’
‘Dat is niet aan mij,’ zegt Jenkins. ‘Ze kan met hem meerijden, tenzij hij bezwaren maakt – wat hij volgens mij niet zal doen. Laten we eerlijk zijn, hij had de afgelopen twaalf uur op elk moment kunnen opstappen. Maar misschien wil je er nog eens goed over nadenken of je iemand in staat van beschuldiging wilt stellen bij wie je reden hebt om aan te nemen dat hij geestesziek is.’
Carter wil tegen de muur slaan.
‘We kunnen hem later in staat van beschuldiging stellen,’ zegt Mitzi verzoenend. ‘Die vent is aan flarden gesneden. Ik rij wel met hem mee, misschien vertelt hij iets in de ambulance. Zoals je al zei, met deze hoeven we geen haast te maken.’
‘Best,’ zegt Carter. ‘Maar je neemt geen enkel risico met deze hufter. Ik laat een agent in uniform met je meegaan. Hoe hij er ook uitziet, vergeet geen moment dat hij een moordenaar is – een seriemoordenaar.’