108
HET HOOFDKWARTIER VAN DE CARABINIERI IN TURIJN
Luogotenente Carlotta Cappellini is doodop. Ze is het grootste deel van de nacht op geweest, en is uiteindelijk pas naar bed gegaan toen ze had gezien hoe de auto die op naam van het bedrijf van privédetective Fabio Goria staat Nic Karakandez bij diens hotel oppikte en bij Goria thuis de tuin in reed.
Nu zit ze weer aan haar bureau te werken. Ze leest rapporten van haar surveillanceteam en ontdekt dat de Amerikaan en zijn nieuwe Italiaanse vriend net de poort van hun toevluchtsoord uit zijn gereden en naar een huis in de buurt van Chivasso zijn gegaan. Ze kijkt naar haar computer en herleest de e-mail die hij haar heeft gestuurd. Die staat vol onzin over een avond stappen in de stad en een belofte om haar later te bellen. Ze toetst zijn mobiele nummer in op de telefoon op haar bureau en belt hem een tweede keer.
‘Buongiorno, Nic – dit is Carlotta weer. Bel me alsjeblieft zo snel mogelijk. Ik heb wat belangrijke informatie die ik met je wil delen.’
Dat heeft ze niet. Maar ze weet dat ze snel contact moet leggen omdat ze hem anders misschien helemaal kwijt is. En dat mag niet gebeuren. Niet nu. Niet na de gebeurtenissen van afgelopen nacht.
Kapitein Giorgio Fusco wenkt haar door het raam van zijn kantoor tegenover haar bureau. Dat is een van de gevaren als je in zijn zicht zit. Ze laat haar werk voor wat het is en sloft vermoeid naar hem toe. Steekt haar hoofd om de hoek van de deur. ‘Capitano?’
‘Kom binnen.’ Hij gebaart naar een man in een grijs pak met kortgeknipt zwart haar, die in de schaduw van het vertrek zit. ‘Dit is Paolo. Hij is een beleidsmedewerker bij de ROS en een goede vriend.’
De man van de Raggruppamento Operativo Speciale knikt en zegt beleefd ‘Ciao’. Zijn scherpe bruine ogen geven geen blijk van belangstelling voor haar.
Fusco loopt naar de deur om zich ervan te verzekeren dat die goed dicht zit. ‘Roberto Craxi is gezien in het centrum van Turijn.’
‘Dat is geen nieuws, meneer. We weten dat hij en zijn vrouw onlangs terug zijn gegaan naar hun vakantiehuisje.’
Paolo steekt zijn hand in de zak van zijn jasje en haalt er een stapeltje kleurenfoto’s uit dat hij uitwaaiert als een hand speelkaarten. ‘We hebben hem opgepikt op een bewakingscamera, dankzij software voor gezichtsherkenning.’
Ze kijkt naar de foto’s. ‘Wat was hij aan het doen?’
‘Hij nam geld op van een bankrekening waarvan wij niet wisten dat hij die had en waarschijnlijk nog veel meer.’ Paolo haalt diverse foto’s uit de stapel. ‘Tegen de tijd dat wij mensen ter plekke hadden, was hij verdwenen.’
‘Terug naar het vakantiehuisje?’
Paolo trekt zijn schouders op. ‘Misschien. We kwamen gisteren mensen te kort.’
‘De premier was in de rechtbank,’ verklaart de kapitein glimlachend. ‘Nog meer aanklachten van seks en corruptie.’
‘We hebben het vakantiehuisje van Craxi een uur geleden doorzocht,’ zegt Paolo. ‘Het was verlaten, maar hij en zijn vrouw zijn er de afgelopen vierentwintig uur wel geweest.’
‘Die komt wel weer in beeld.’ Carlotta probeert zelfverzekerd te klinken.
‘Dat weet ik nog zo net niet.’ Paolo wijst naar een van de foto’s in de hand van de Luogotenente. ‘Herkent u deze persoon?’
Ze staart naar een atletische man met een donkere huid in een zwarte jas.
‘Hier is hij twintig minuten later, in een groene jas.’ Paolo geeft haar een andere foto.
Ze houdt ze naast elkaar en schudt haar hoofd. ‘Ik heb hem nooit eerder gezien.’
‘Hij is niet meegekomen met de Amerikaan die u onder uw hoede heeft?’
‘Niet voor zover ik weet. De politieman uit Los Angeles reisde alleen.’
De kapitein onderbreekt haar. ‘Hoewel hij hier werkt met een plaatselijke privédetective die jij wel kent – Fabio Goria.’
Paolo trekt een wenkbrauw op. ‘Goede agent. We vonden het jammer hem te verliezen.’
Carlotta geeft de foto’s terug. ‘En wie denkt u dat deze onbekende is?’
‘Een probleem, dat is hij. Als hij niet zo dicht bij Craxi in de buurt was gekomen, dan zou hij ons niet eens zijn opgevallen. Hij volgde hem – daar twijfelen we niet aan.’
Haar mobieltje gaat. Ze wacht niet op toestemming om het op te nemen. ‘Si.’
De twee mannen bestuderen haar gezicht en proberen te ontraadselen wat er gaande is. Ze bedekt de microfoon en zegt tegen haar baas: ‘Goria en de Amerikaan zijn bij het huis van Mario Sacconi, een wetenschapper bij de Sezioni Investigazioni Scientifiche. Naar het schijnt zijn ze aan het inbreken.’