112
TURIJN
Twee agenten van de carabinieri brengen Fabio Goria naar de verhoorkamer en laten hem daar een tijdje in zijn eigen vet gaar koken.
Hij staat niet onder arrest maar weet dat dat makkelijk zou kunnen. Inbraak, het dragen van een wapen waarvoor hij geen vergunning heeft, het achterhouden van bewijsmateriaal, het verstoren van een plaats delict – ze gaan hem een flinke douw geven.
Het duurt bijna een halfuur voordat Carlotta Cappellini de verstikkende stilte in het vertrek doorbreekt met het gerammel van ijzeren sloten en een ijskoude blik. Ze zegt niets tot ze in de zwarte kunststofstoel tegenover hem zit en een notitieblok en een pen op de vastgeschroefde tafel heeft gelegd. ‘Waar is Nic Karakandez?’
Goria leunt op zijn ellebogen en staart haar aan terwijl hij de vraag tot zich laat doordringen. Interessant dat ze daarmee begint. Niet: Wat deed je in het huis van Mario Sacconi? Niet eens: Wat weet je van die twee lijken daarboven?
Nic.
De Arma dei carabinieri is meer geïnteresseerd in de verblijfplaats van de politieman uit Los Angeles.
Waarom? Wat vrezen ze dat de Amerikaan zal doen of zeggen?
Goria leunt achterover. ‘Ik weet het niet. Hij vroeg om mijn sleutels. Ik heb ze hem gegeven en hij is vertrokken.’
‘Waarom?’
‘Waarom wat?’
Haar gezicht krijgt een geërgerde uitdrukking. ‘Waarom heb je ze aan hem gegeven en waarom vertrok hij zo snel?’
‘Ik heb ze aan hem gegeven omdat hij een vriend van een vriend is. En ik neem aan dat hij vertrok omdat hij niet wilde blijven.’
‘Als jij zo doorgaat...’
‘Wat dan?’ Zijn ogen lachen haar uit. ‘Ga je me dan in staat van beschuldiging stellen?’ Hij haalt zijn schouders op. ‘We weten allebei dat je dat al dan niet gaat doen. Niets wat ik zeg kan daar verandering in brengen.’
Vanuit de deuropening komt de stem van kapitein Fusco. ‘En als we jouw vergunning innemen, Fabio?’
De privédetective vertrekt geen spier. ‘Het kan de mensen die mij inhuren niet schelen of ik wel of geen vergunning heb, Giorgio.’ Hij glimlacht. ‘Misschien krijg ik zelfs wel meer betaald als ze weten dat ik loyaal aan ze blijf zelfs als de carabinieri me op de huid zitten.’
‘Daar zit iets in.’ Fusco gaat op de rand van de tafel zitten en kijkt glimlachend neer op de privédetective. ‘Maar als we jou van moord beschuldigen – een dubbele moord – dat is een andere zaak.’
‘Dat is het. Dat is een heel foute zaak. Ik heb Sacconi noch het meisje vermoord en je weet dat het sporenonderzoek dat zal bevestigen. Bij beide lijken was de verstijving al ingetreden – ik kan bewijzen dat ik thuis was toen ze overleden.’
‘Hoe?’ Fusco haalt zijn schouders op. ‘Door de tijdcodes van de banden van de bewakingscamera’s bij jou thuis, waarop te zien is wanneer je aankomt en vertrekt? Ik denk het niet. Die hebben we al bij jou thuis opgehaald.’
Goria glimlacht. Hij moet onthouden dat hij deze mensen niet moet onderschatten – ze zijn goed in hun werk: behoren tot de besten ter wereld. ‘En wat nu? Waar gaat dit heen?’
‘Ik heb een voorstel.’ Fusco staat op en begint te ijsberen. ‘De Amerikaan zal contact met je opnemen. Daar twijfel ik niet aan. Als hij dat doet, zullen wij jouw telefoon afgetapt hebben.’
‘Dat zal hij verwachten.’
‘Misschien. Maakt niet uit. Je kunt hem zelfs waarschuwen dat die kans groot is. Waar het om gaat, is dat je vanaf dat moment je opdrachten van ons krijgt. Je stuurt hem naar waar wij willen en wanneer wij het willen. Er is een kans dat we misschien vergeten dat je ooit in het huis van Mario Sacconi bent geweest als je precies doet wat wij zeggen.’