16
CULVER CITY, ANTERONUS FILMS
Er verstrijkt een ongemakkelijk kwartier voordat er op de deur van de directeur wordt geklopt. Een graatmagere jonge vrouw in een lichtbruin mantelpakje komt binnen en kijkt naar Nolan, die naar de twee dienders knikt. ‘Sarah Kenny,’ zegt ze. ‘Ik ben van de productie en ik zal u naar de set brengen.’
Terwijl ze naar buiten lopen ziet Mitzi haar rode ogen en ze vermoedt dat ze het nieuws heeft gehoord. ‘Kende u Tamara goed?’
‘Pas sinds deze film. Ze was altijd erg vriendelijk tegen me.’ De goedgeklede academica zegt verder weinig meer terwijl ze hen zo’n achthonderd meter over het terrein naar een slagboom rijdt, waar ze een bewaker haar identiteitsbewijs laat zien. Ze laten het karretje staan en lopen naar de volgens haar grootste set van de studio – een enorme ruimte zo groot als drie vliegtuighangars, met daarin een historisch landschap.
‘Jeetje, het lijkt wel alsof de hele middeleeuwen zojuist door een gat in de tijd zijn gevallen en hier terecht zijn gekomen,’ zegt Mitzi, die zich net een toerist voelt.
‘Drieëndertig na Christus om precies te zijn,’ zegt Sarah, ze klinkt nog steeds verdrietig.
‘U kijkt naar het huis van Pilatus in Jeruzalem.’ De heer Svenson had hier wekenlang een team van historici rondlopen die op de bouw toezagen om te verzekeren dat het klopt. Hij is zo’n perfectionist.’
Nic herkent de symptomen. ‘Val je op hem?’
‘Nee.’ Ze bloost een beetje, en gebaart naar een plek achter de coulissen, waar het vol ligt met draperieën, lampen als dode ogen en onbemande camera’s.
‘O jawel.’ dringt Mitzi aan. ‘Wees voorzichtig, liefje. Er wordt ongelooflijk veel geluld. Wat je doet, met wie je het doet, helemaal aan het begin van je carrière – die dingen hebben de nare gewoonte om terug te komen en je te achtervolgen.’
Sarah wordt vuurrood. Van een tafel vol scenario’s pakt ze een exemplaar voor elk van haar gasten. ‘De scène die ze nu gaan filmen speelt zich vlak na de terechtstelling van Christus af.’
Ze horen een mannenstem ‘Actie!’ roepen en buigen hun hoofd over het scenario.
EXTERIEUR. Het huis van Pilatus. Nacht. Het gebouw wordt verlicht door hel fakkellicht in weelderige groene tuinen. Centurions lopen wacht. Scene 31
Hoog craneshot, langzaam inzoomen op grote pilaren. harde overgang naar...
INTERIEUR Scene 32
PONTIUS PILATUS zit op een barokke rood met gouden stoel op een verhoogd podium, zoals past bij zijn positie. Hij kijkt bezorgd (CAMERA LINKS) terwijl een BEDIENDE buiten beeld mensen officieel aankondigt.
BEDIENDE
Nicodemus van de Farizeeërs en Jozef van Arimathea, heer.
PILATUS staat op en lacht geforceerd zakelijk terwijl hij van het podium stapt. Hij kijkt naar de BEDIENDE.
PILATUS
Laat ons alleen. Verlaat het vertrek.
PILATUS loopt naar de twee mannen en omhelst Nicodemus, een man van wie hij weet dat hij veel invloed heeft en hem ontzettend veel problemen kan bezorgen – of hem grote diensten kan bewijzen.
PILATUS (vervolg)
Nicodemus, gidslicht van de Sanhedrin, altijd een genoegen je te zien – hoewel ik vermoed dat je níet voor je plezier midden in de nacht naar mijn huis komt.
NICODEMUS
Inderdaad niet voor mijn plezier – het zijn de doden die me u op zo’n oneerbiedig uur laten storen –
(Hij gebaart naar rechts.)
– dit is Jozef van Arimathea. Heeft u van hem gehoord?
PILATUS
Dat heb ik.
PILATUS neemt de man met het gladde, jeugdige gezicht in het dure gewaad behoedzaam op en steekt zijn arm uit. Ze pakken elkaars polsen op de Romeinse manier.
PILATUS (vervolg)
U bent familie van de man die wij gekruisigd hebben – Jezus van Nazareth. De oom van de vrouw die beweert dat ze zowel maagd als zijn moeder is.
JOZEF (uitdagend)
Dat ben ik.
PILATUS
Dan hoef ik niet uit te leggen welke problemen ik heb gehad – de problemen die uw familie mij heeft bezorgd.
JOZEF (scherp)
Volgens de Romeinse wet moet het stoffelijk overschot van een terechtgestelde man een jaar lang in een gemeenschappelijk graf liggen voordat de familie het mag komen halen.
PILATUS
Dat is de gewoonte.
JOZEF zoekt met zijn blik steun bij Nicodemus.
JOZEF
Ik wil breken met die gewoonte. Ik wil het stoffelijk overschot nu meenemen en het in mijn eigen tombe leggen.
PILATUS (geschokt, antwoordt op ironische toon)
Natuurlijk wilt u dat. Hoe had ik zo aanmatigend kunnen zijn om te denken dat deze man me niet meer lastig zou vallen alleen omdat hij dood is?
JOZEF (negeert de uitbarsting)
Ik heb geld, macht en invloed. U weet dat u dat allemaal in de nabije toekomst nodig zult hebben. Ik smeek u om hierop terug te komen.
NICODEMUS (raakt de mouw van PILATUS aan)
U kunt maar beter naar hem luisteren. Het kost u niets om het lijk van deze man op te geven.
PILATUS (loopt weg)
Het kost me veel – en dat weet jij ook, Nicodemus.
JOZEF (volgt PILATUS)
Het is een gunst die ik nooit zal vergeten – een die ik graag zal belonen.
PILATUS (zijn hand gaat naar zijn kin)
Het volgende is mogelijk. U kunt uw gekruisigde jood hebben, maar hij moet in uw tombe blijven tot er een jaar om is. Dan pas mag zijn familie het lichaam meenemen.
‘Oké – stop. Stop daar!’
Het bevel is afkomstig van een onzichtbare man met een Scandinavisch accent. ‘Tack själv – bedankt. Jullie kunnen even pauze nemen.’
Sarah Kenny kijkt alsof ze zojuist getuige is geweest van een waarachtig wonder. ‘Ik zal meneer Svenson nu halen.’ Ze loopt met verende tred achter de Zweedse echo aan.
‘Moet je haar zien stralen.’ Mitzi volgt de assistente met haar blik. ‘Zo smoorverliefd dat het bijna pijn doet.’
Nic trekt quasi-ernstig zijn wenkbrauwen op. ‘Ik dacht dat jij erop uit was om iedereen smoorverliefd te laten worden.’
Ze kijkt hem boos aan. ‘Niet iedereen – alleen domme partners die te veel in het verleden leven.’