111
BOYLE HEIGHTS, LOS ANGELES
Jenny Harrison voelt de pijn van de kater nog voor ze haar ogen open heeft gedaan. Pas als ze door de spleetjes van haar ogen naar het gebarsten plafond vol spinnenwebben kijkt, komen er weer enkele gebeurtenissen van gisteravond naar boven. Dit is haar huis niet. Ze ligt niet alleen in bed. Naast haar is een naakte man. Ze draait zich op haar zij en herkent langzaam maar zeker de blubberberg met zijn harige rug als de man met wie ze in de bar aan de zuip was. Ze hadden samen wat jointjes gerookt, hij had de drankjes betaald, en uiteindelijk was ze bij hem thuis beland, om slechte witte wijn te drinken en crack te roken.
Nu vraagt ze zich af welke prijs ze heeft betaald voor zijn gulheid en gezelschap. Eén blik op de grond vertelt het haar. Haar kleren liggen her en der. Ze hijst zichzelf van de doorgezakte matras en haalt het toilet net voordat ze moet overgeven. Over de met braaksel bespatte wasbak ziet ze dat haar onbekende bedgenoot nog steeds bewusteloos is. Ze laat het water lopen en overweegt om onder de douche te gaan. Dat zou ze wel willen, maar dan loopt ze het risico dat ze die walvis wekt en ze heeft geen zin om met hem te praten. Ze brengt haar mond naar de kraan, spoelt er vreemde brokjes eten uit, plenst wat water in haar gezicht en veegt de resten van haar make-up af aan zijn handdoek.
Vijf minuten later staat ze buiten op straat voor het appartementenblok en vraagt ze zich af waar ze in godsnaam is. Eerst herkent ze het niet, dan weet ze het weer. Ze was naar Kims huis gegaan om op de deur te kloppen. Gedeprimeerd en geïrriteerd was ze een bar bij Hollenbeck Park in gegaan, een tent waar zij en sommige van de meiden heen gaan als het een slappe tijd is en ze wat geld moeten verdienen.
Jenny begint te lopen. Ze neemt een andere route, eentje die betekent dat ze nog één laatste keer bij Kim op de deur kan kloppen. Ze is uitgeput tegen de tijd dat ze bij haar vriendin de trap op loopt. Kloppen lijkt tijdverspilling, en dus gaat ze op haar knieën zitten en houdt ze de brievenbus open om er zo hard ze kan doorheen te schreeuwen. Dan zakt ze met haar rug tegen de muur. Allerlei mogelijkheden schieten door haar hoofd. Die meid kan een overdosis hebben genomen. Zat zijn geworden en in haar eigen braaksel gestikt zijn. Gevallen en haar hoofd gestoten. Er kan van alles gebeurd zijn.
Ze draait zich om en schreeuwt nogmaals door de brievenbus. Twee van de drie andere deuren rond het appartement van Bass gaan nu open.
‘Hou verdomme je bek!’ brult Holly Caniffe, een stevige vrouw die alleen een slipje aanheeft.
Jenny zakt weer in elkaar. ‘Ze is er, dat weet ik – en er is iets mis.’
‘Die hoer van een vriendin van je slaapt waarschijnlijk haar roes uit, wat jullie ook gebruikt mogen hebben,’ zegt Caniffe. ‘Waarom sodemieter je niet op, zodat wij allemaal wat rust krijgen? Ik heb ’s nachts gewerkt.’
‘Val dood.’ Jenny steekt haar middelvinger op.
Keegan, Caniffes echtgenoot, verschijnt in de deuropening van hun appartement in een grauwgeworden flanelletje en een dito boxershort. ‘Wat is er aan de hand?’
‘Het gaat om mijn vriendin. Ik maak me zorgen om haar.’
‘Waar heb je het over?’
‘Volgens mij is ze thuis en is haar iets overkomen.’
‘Opzij.’ Keegan Caniffe neemt de deur op. ‘Geef me wat ruimte.’
Jenny gaat aan de kant. Hij richt zijn aandacht op het slot, neemt een aanloop en geeft er een trap tegen. Het bezwijkt niet en hij ketst terug, valt bijna op zijn gat.
‘Shit.’
‘Laat maar, schatje. Die zit waarschijnlijk ergens in een bar.’ Caniffe gebaart naar Jenny. ‘Dit maffe wijf zit er vast helemaal naast.’
Maar Keegan geeft het niet op. Zijn trots is gekwetst en je krijgt niet elke dag de kans om iemands voordeur in te trappen zonder opgepakt te worden. Ditmaal rent hij harder. Hij drijft zijn linkerschouder in de deur, die openknalt. Keegan tuimelt naar binnen en valt met zijn gezicht in het vuile tapijt. Zijn vrouw snelt achter hem aan, gevolgd door Jenny en de oude Dobbs die naar buiten is gekomen om te kijken wat dat allemaal voor lawaai is.
‘Het stinkt hier als de hel.’ Holly Caniffe knijpt haar neus dicht terwijl ze haar man overeind helpt.
Jenny loopt om hen heen en gaat naar de zitkamer. Geen spoor van Kim. Ze kijkt in het keukentje en het eetgedeelte. Die domme doos ligt misschien op de vloer een of andere roes uit te slapen. Niets. Ze begint zich te generen. Die betweterige koe Holly heeft waarschijnlijk gelijk dat Kim ergens met een of andere vent aan het stappen is.
Ze duwt de deur van de slaapkamer open. Op de grond ligt een lichaam. Een lijk. Van top tot teen in een wit laken van Kims bed gewikkeld.