11
HET CENTRUM VAN LOS ANGELES
De donkerharige jonge man maakt zijn oude Ford Explorer open met zijn afstandsbediening en laat zijn afgematte lijf achter het versleten stuur ploffen. Hij heeft net een hele dag hard werken achter de rug. Fabriekswerk. Goede, eerlijke arbeid. Zijn werkplek bevindt zich vijftien kilometer van de plaats waar hij zijn laatste moord heeft gepleegd – zijn huis ligt nog verder weg in een andere richting. Hij denkt aan dit soort dingen en wordt erdoor gerustgesteld als hij de motor start en aan de lange rit begint voordat hij zich opmaakt voor de nacht.
Het is fijn om te rijden. Hij vindt het leuk om nieuwe buurten te leren kennen – om de ongedoden te bestuderen die met hun kinderen, honden en beminden rondlopen terwijl hij langsrijdt.
Hij stelt zich voor hoe hun leven is. Hoe hun dood zou zijn. Hoe aardig en genadig hij voor hen zou kunnen zijn – als hij de kans zou krijgen. Een paar jaar geleden beschreef een diender op de tv hem als een reptiel, een koelbloedige moordenaar zonder gevoelens, emoties en scrupules. De diender had er niet verder naast kunnen zitten. Wat hij doet, doet hij uit liefde. Gods liefde.
Hij zet de radio aan. Terwijl hij rijdt, stemt hij af op het nieuws. Hij luistert of er iets over hem gezegd wordt. Niets. Hij is opgelucht. Dat betekent geen klopjacht, geen inmenging in zijn werk. Anonimiteit is zijn beschermende schild, Gods manier om zijn goedkeuring te tonen – een zegening, zo je wil. Hij schrijft het toe aan zijn MO. Zijn Modus Operandi – oftewel zijn werkwijze. Vreemd hoe Latijnse uitdrukkingen in de moderne tijd nog steeds gebruikt worden. Restanten van een beschaving uit het verleden die over de eeuwen en de continenten uit zijn gewaaid, om hier in de bloedige straten van de Stad der Engelen weer op te duiken.
De jonge man mindert vaart als hij langs zijn plaatselijke kerk komt en slaat een kruisje. Onbewust mompelt hij meer Latijn: ‘In nomine Patris, et Filii, et Spiritus Sancti.’ Hij vindt troost in het ritme van de woorden. Hij blijft ze voor zichzelf herhalen als een kind dat gefascineerd is door een gladde steen in zijn hand. En dan zijn favoriet: Dominus vobiscum – de Heer zij met u. Hij zegt de zin anders.
De woorden moeten zacht, duidelijk, langzaam en eerbiedig uitgesproken worden. Tenslotte zijn ze het laatste wat zijn slachtoffers horen.