21
HET BUREAU AAN 77TH STREET, LOS ANGELES
Om elf uur ’s avonds is de teamruimte bij Moord- en Roofzaken nagenoeg verlaten. Alleen het uitschot zit er nog. Groentjes die zich in de nachtdienst omhoogwerken en verweerde oude mislukkelingen die zo diep zijn gezonken dat ze vastzitten in het slib van het systeem.
Nic Karakandez zit ook vast. Vast voor de beelden van de beveiligingscamera bij Manhattan Beach. Het is zijn beurt aan de beeldschermen. Niet echt vervelend. Hij zit liever hier dan alleen thuis met de herinneringen die zich niet laten verdrijven.
Hij drinkt koude koffie en kijkt naar de versnelde beelden terwijl in de gangen rondom hem een hels kabaal ontstaat. Vrouwenstemmen. Grof. Schreeuwend. Vloekend. Hoeren die door de zedenpolitie zijn opgepakt en uitgemolken worden voordat ze door de molen gaan en vrij worden gelaten, om weer helemaal opnieuw te beginnen. Hij heeft het hier allemaal al eerder gezien – hoe de meisjes gearresteerd worden, een boete krijgen en dan weer de straat op worden gestuurd, waar ze moeten hoereren om het geld voor de boetes te verdienen. De klassieke vicieuze cirkel. Hij heeft gehoord dat iemand ooit had berekend dat de vrouwen zich niet zouden hoeven verkopen en pooiers konden vermijden als ze allemaal 500 dollar per week zouden krijgen en dat de staat Californië dan jaarlijks meer dan een miljoen dollar zou overhouden. Hij weet niet of het waar is, maar het zou hem niks verbazen.
Hij werpt een blik op zijn horloge. Nog een uur en dan houdt hij ermee op. Als hij even na middernacht opstapt, is hij misschien moe genoeg om een beetje te slapen als hij thuiskomt. Het scherm voor hem vertoont een zwak beeld van een donker strand, onzichtbare golven van de oceaan die onhoorbaar ruisen op het geluidloze beeldmateriaal. Gele bewakingslampen die vaag een deel van het aquarium en het zeebiologisch lab verlichten waar hij en Mitzi hebben rondgekeken. Hij kijkt hoe stelletjes over de pier naderen en tegen het hekwerk leunen om te rotzooien. Een stel dronkenlappen komt een sigaret opsteken en eentje pist in de oceaan. De andere is zo zat dat hij zich oprolt in de deuropening van het lab en in slaap valt.
Nic speelt de beelden nog wat sneller af, tweeëndertig maal de normale snelheid. Dan wordt zijn aandacht getrokken door een lichtflits op het scherm. Hij kijkt naar de tijdcode. Even na tweeën in de ochtend – 02.09:15 om precies te zijn.
De motorkap van een auto komt langzaam in beeld en hij voelt zijn hart overslaan. Hier zou zeker geen auto moeten komen en de chauffeur weet dat ook. De koplampen zijn uit – de flits die Nic zag was het licht van de bewakingslamp dat door de auto werd weerkaatst. Hij buigt zich dicht naar het beeldscherm en neemt elke pixel in zich op terwijl de auto tot stilstand komt. Hij kan het nummerbord aan de voor- en achterkant niet zien en ook niet vaststellen wat voor merk het is. Het is een soort SUV. Geen grote zoals een Land Cruiser of een Range Rover, maar iets kleiners.
De bewakingslampen zijn zo geel en de lens van de camera is zo slecht dat hij onmogelijk kan inschatten of de auto zwart, blauw of groen is. De deur van de chauffeur gaat open. Een dunne schim van een man glipt eruit. Nic herinnert zich hoe hoog het hekwerk aan de rand van de pier was en tot waar het bij hem kwam. De chauffeur lijkt ongeveer net zo groot als hij. Eén meter tachtig, niet langer. Hij loopt naar de achterkant van de auto en maakt de kofferbak open.
Nic stoot bijna zijn neus aan het scherm.
De man buigt zich voorover en haalt iets uit de kofferbak. Het beeld is niet dichtbij of duidelijk genoeg om te zien wat hij in zijn armen heeft, maar het hangt eroverheen en lijkt lang genoeg om een lijk te zijn.
Wat zou het anders kunnen zijn?
De schimmige figuur loopt moeizaam naar het eind van de pier en laat zijn zware last in de donkere golven van de Stille Oceaan glijden.