173
Efrem staat voor aan de rij.
Het hele gebied is afgesloten en hij is slechts één stap verwijderd van wegkomen met moord. Hij kijkt naar de lege ruimte die achter de loketten naar hem lonkt. Vrijheid. Hij weet dat zijn valse paspoort een extra zorgvuldige controle kan doorstaan, dat hij íedere vraag aankan die de grenswacht hem maar kan stellen. Maar met die Karakandez ligt het anders. Dat is een onvoorspelbare factor. Die is naar hem op zoek. In de met touwen afgezette rijen staan nog steeds tweehonderd, misschien tweehonderdvijftig mensen. Uit de aankomstgates komen er nog meer. En het is warm. De airconditioning is zeker kapot. Hij kijkt hoe de politie en de grenswachten langzaam de rijen afwerken, paspoorten en visa inspecteren en vragen stellen.
Helemaal achterin ziet hij verpleegkundigen achter een brancard met een deken eroverheen uit de toiletten komen.
De wetenschapper.
Nu ziet hij Karakandez. Die loopt weg van de rest, gaat snel de rijen af, scant elk gezicht. Hij vertrouwt op zijn instinct en niet op logica. Efrem wendt zich af. Een grenswacht staat voor aan zijn rij en stelt hem een vraag. ‘Mag ik uw papieren zien, meneer?’
Hij geeft hem zijn paspoort zonder iets te zeggen.
‘Waar komt u vandaan, meneer Blake?’
‘Uit New York.’
De ogen van de functionaris gaan van de foto naar Alvin Corri Blake. ‘Welk deel?’
‘Brooklyn. Bij de marinewerf.’ Hij kijkt de functionaris recht in de ogen. Die lul probeert zijn etnische achtergrond te raden – doet zijn best om hem in een hokje te duwen als latino, Afro-Amerikaans – misschien Arabisch en daardoor automatisch een moslimterrorist. ‘Voor het geval u het zich afvraagt, ik heb mijn permanent bruine huid van mijn christelijke Libanese moeder en mijn knappe, jeugdige voorkomen van mijn katholieke vader die havenarbeider was.’
‘O ja?’ De grenswacht schudt zijn hoofd en geeft het paspoort terug. Er staat altijd wel een wijsneus in de rij. ‘Veel plezier in L.A.’
‘Bedankt.’ Efrem stopt het paspoort weer in zijn jasje en de grenswacht gaat verder met de volgende. Hij ziet Karakandez met een andere politieman. Hij is nu dichtbij, slechts een paar meter verderop. Even kruisen hun blikken elkaar. Hij kijkt weg. Het gezicht van de dikke vrouw rechts van hem is bezweet en zo te zien kan ze elk moment flauwvallen. Hij doet of hij haar wil helpen. Een agente doet hetzelfde.
Nic maakt zich los van de politieman en laat discreet zijn penning zien aan de grenswacht die Efrems paspoort heeft gecontroleerd. ‘Waar kwam die laatste vent vandaan?’
‘New York, Brooklyn. Hij zag dat ik naar zijn huidskleur keek, zei dat zijn pa Amerikaan is maar dat zijn ma Libanees is of zoiets.’
‘Libanees, ik dacht al dat hij dat zei.’
De dikke vrouw valt om als een grote ronde pijnboom. Uit de rijen passagiers stijgen gedempte kreten op. Ze valt met haar gezicht voorover. Een agente knielt naast haar om te kijken of ze in orde is.
Efrem helpt ook. Hij helpt de agente van het pistool aan haar riem af.