100
GARDENA, LOS ANGELES
Overdag is de buurt een bruisende voorstad. Mensen van alle huidkleuren doen hun ding. Auto’s staan bumper aan bumper. Rumoer stijgt als stoom boven de huizen uit. Op dit moment is het een spookstad, donker en verlaten, stil en spookachtig.
Zo ziet JJ hem graag. Terwijl hij langzaam langs de houten panden in de straat van Emma Varley loopt, kijkt hij of hij buitenverlichting of bewakingscamera’s ziet. Dit is de plaats waar zij woonde.
Het is drie uur ’s ochtends en er is niets wat hem kan storen. Geen reden waarom hij zijn koningin niet terug kan brengen naar haar huiselijke troon. Nog één blokje om en dan gaat hij het doen.
Langzaam maar zeker slentert hij terug over West 169th. Hij duwt de poort aan de voorkant open en loopt over het kale gras naar haar voordeur. JJ blijft op de drempel staan. Draait zich om. Kijkt nog één keer naar de straat en pakt dan de sleutelring die hij uit haar handtas heeft gepakt. Als hij zeker weet dat er niemand kijkt, probeert hij diverse sleutels. De laatste past.
Het huis is gevuld met de geuren van Em. Haar parfum, haar zeep en haar talkpoeder. Haar haarspray, haar waspoeder en haar textiel. Hij staat in het donker en snuift ze allemaal op. Het is net alsof ze hier bij hem is. De huurwoning is klein. Beneden zijn slechts twee kamers: een zithoek en een krappe eetkeuken. Boven is een slaapkamer die net groot genoeg is, een veel kleinere, ongemeubileerde logeerkamer en een piepklein badkamertje met een wasbak die bijna van de muur valt. Hij pakt haar tandenborstel van een gebarsten glazen legplank en laat zijn hand over de versleten haartjes glijden. Hij doet zijn ogen dicht en brengt hem naar zijn lippen, stopt hem in zijn mond en haalt hem over zijn tong. Haar smaak doet hem huiveren.
JJ draalt in elke kamer. Hij haalt haar zorgvuldig gestreken en opgevouwen kleren uit een gammele ladekast om eraan te ruiken en ze in zijn handen te houden. Hij opent de ene deur van de kleine kleerkast en omhelst de enige twee jurken die ze bezat – één korte zwarte en één lange, loshangende hippieachtige.
Hij gaat op haar onopgemaakte bed liggen, met zijn gezicht in de deuk in het kussen die zij heeft gemaakt tijdens haar laatste nacht onder de wol. Hoezeer verlangde hij dat hij hier eerder heen was gegaan, meer tijd tussen haar spullen had doorgebracht, haar nog beter had leren kennen. Hoe pijnlijk het ook is, hij rukt zich los van de sensuele herinneringen, verlaat het huis en keert terug naar de Explorer.
Hij rijdt langzaam en dooft de lichten op vijftig meter van Ems huis. Als hij er tien meter van verwijderd is, zet hij de motor af en laat hij de grote, oude bak langzaam langs de stoep tot stilstand komen. De duisternis dringt op tegen de beslagen raampjes. Hij zit geduldig in de auto en houdt de straat en alle huizen in de omgeving in de gaten. Hij draait het raampje naar beneden en luistert of hij auto’s of mensen hoort aankomen.
Niets. Het is het holst van de nacht.
JJ komt in actie. Snel. Behendig. Resoluut. Hij opent het portier aan de chauffeurskant en vervolgens het portier daarachter. Hij pakt EM onder haar armen en sleurt haar uit de wagen. ‘Sorry,’ fluistert hij als haar voeten met een klap op het asfalt vallen. Hij schuifelt achterwaarts en sleept haar door het hekje dat hij open heeft laten staan over de drempel het huis in.
JJ legt haar languit op de vloer in de hal en loopt rustig terug naar de Explorer om de portieren dicht te doen. Hij weet dat hij nu niet kan treuzelen. Hij kan niet zoveel tijd met haar doorbrengen als hij zou willen. Hij loopt snel terug naar het huis, doet de deur achter zich dicht en gaat op zijn hurken zitten, zodat hij haar goed kan optillen. De rottingslucht is afschuwelijk, maar dat geeft niet. Hij tilt haar op in zijn armen en voelt zich net een bruidegom die zijn bruid over de drempel draagt.
Met moeite worstelt hij zich de trap op en verliest bijna zijn evenwicht als haar voeten tegen een muur slaan. De maan schijnt door haar raam naar binnen als hij haar op het bed legt. Het is alsof God hem bijlicht, om hem een laatste blik op zijn geliefde te gunnen. Hij buigt zich over haar lijkbleke gezicht en kust haar lippen. Dan bedekt hij haar. Hij wikkelt het onderste laken om haar heen. Stopt haar in. Strak.
‘Welterusten, koningin van me,’ zegt hij vanuit de deuropening. ‘Ik zie je aan de andere kant.’