Kunst
Van buiten is het nieuwe Stedelijk Museum een monsterlijk stuk Gamma-sanitair, maar, zoals dat ook voor mensen schijnt te gelden: de ware schoonheid zit van binnen. Ik zag de zintuiglijke verrukkingen vol vertrouwen tegemoet, maar mijn zoontjes, die weinig fiducie in mijn uitstapjes hebben, hadden voor de zekerheid hun voetbal meegenomen. Toen we die op last van een terecht ongeruste suppoost aan de garderobe hadden afgegeven kon de pret beginnen.
De meeste kinderen veranderen bij de aanblik van moderne kunst in Archie Bunker; zo ook de mijne. Al bij de ingang begonnen ze smalend te proesten. ‘Een snackbarreclame’ en ‘skateboardstickers’, zo oordeelden ze over respectievelijk de blauwe neonletters van Bruce Naumans My Name as Though It Were Written on the Surface of the Moon en Lawrence Weiners Scattered Matter Brought to a Known Density with the Weight of the World. Karel Appel viel het beruchte ‘dat kon ik al toen ik drie was’ ten deel en een marmeren sculptuurtje van Giacometti werd afgedaan als een ‘platgetrapte champignon’.
Kienholz’ beroemde installatie The Beanery (u weet wel, dat café waar alle mensen een klok in plaats van een gezicht hebben) vonden ze wel leuk, ook omdat het er zo ‘gezellig’ rook. (Namelijk naar verschaald bier, ranzig spekvet, sigarettenas en belegen urine. Nu begrijpt u ook wat voor soort gezelligheid mijn kinderen gewend zijn.)
Tot dusver niks aan de hand, maar toen kwamen we bij Mike Kelley, een artiest die naakte, wijdbeense vrouwen, grote dildo’s, samengebonden knuffeldieren, uitgerukte darmen, Superman-parafernalia, enge muziek, onbegrijpelijke filmbeelden en vermenselijkte kikkers op meeslepende wijze wist te verenigen, alvorens zelfmoord te plegen in zijn badkuip.
Met open monden staarden de jongens naar Kelleys onthutsende creaties, terwijl ik hun aandacht probeerde af te leiden met een zinken teiltje, waarvan niet geheel duidelijk was of het daar stond voor een lekkend plafonnetje of bij wijze van objet trouvé; er was in ieder geval in deze diabolische omgeving iets rustgevend huiselijks aan dat teiltje, waarmee ik hun angstige bevreemding hoopte te sussen.
Vergeefs. ‘Ik wou dat ik dit allemaal nooit gezien had,’ zei de oudste bleekjes. ‘Trouwens, mama, deze onzin wordt allemaal van jouw belastingcenten betaald!’ voegde de jongste er rellerig aan toe. Ja, hij weet wel hoe hij zijn moeder op de kast krijgt. ‘Weet je wat ze zouden moeten doen met dit soort flauwekul?’ ging hij voort. ‘Verkopen aan iemand die zo gek is om er een paar miljoen voor te betalen. Die mensen bestáán. En dan het geld aan Griekenland geven. Dan is de crisis meteen voorbij.’
Nou ja, hij bedoelde het goed.