Vespa

Ongevraagd stond ik in de volle tram op voor een oude dame, die niet bedankte maar ging zitten met de verongelijkte blik van iemand die ook bij een mazzeltje alleen maar wrokkig kan denken aan alle tegenslagen van het leven.

De tram rook naar een natte lama met zweren op zijn rug. Als grauwe, doorweekte vitrage slierden dichte regenvlagen tegen de ruitjes. Somber hield ik me vast aan zo’n paal, terwijl een man achter me zijn rauwe uienkegel in mijn nek wasemde en net iets volhardender met zijn kruis tegen me aan schurkte dan de drukte in de tram kon rechtvaardigen.

Het was pas half elf.

Op een bankje naast me zat een scharminkel van een meid met bloeddoorlopen kraaloogjes en slordig gebleekt melkboerenhondenhaar. Naast haar bevond zich een jongeman, een voormalige woestijnprins, bleek en vet geworden, maar met mooie zwarte krullen en hertenogen in zijn puddinggezicht. Ze droegen allebei leren motorjacks en verspreidden de scherpe lucht van mensen die hele dagen in een klein kamertje met de ramen dicht zitten te roken.

‘Zeg,’ sprak de meid. ‘Heb je nou die vent nog gebeld? Die vent die je zou bellen?’ De jongen zei niks. ‘Hé, Fouad,’ vervolgde ze. ‘Die vent, van die Vespa. Die je zou bellen. Heb je die nou gebeld?’ De jongen haalde met een slurpend geluid grondig zijn neus op, en zei: ‘Nee.’

Het meisje keek chagrijnig. Met razendsnelle, elegante gebaren trok ze een elastiekje van haar pols, draaide haar haar in een piekig soort knotje, rechtte haar rug en haalde diep adem. ‘Jezus, Fouad...’ vervolgde ze. ‘Als je nou niet eens even die vent kan bellen. Voor die Vespa. Wat voor moeite is het nou helemaal. En hoe moeten...’

‘Schatje, houd nou eens even een paar tellen je bek,’ antwoordde Fouad. ‘Ik kom net uit mijn nest. Zeik niet aan mijn kop’. Hij gaapte hartgrondig en krabde zijn krullenbol. ‘Trouwens, ik wil ’m toch niet,’ vervolgde hij. ‘Ik moet geen witte. Ik wil een zwarte. Of een grijze. Maar geen witte. Ik ben toch geen homo?’

Het meisje schudde haar hoofd. ‘Wat geeft dat nou, wit,’ vervolgde ze. ‘Bert heeft een gele. En die is ook geen homo.’ Fouad trok een zuinig mondje, alsof hij twijfelde aan Berts geaardheid. ‘Ik had ’t nooit gedaan, een gele Vespa,’ vonniste hij. Een groene, misschien nog net. Maar een gele, nee.’ Hij trok een tandenstoker tevoorschijn en begon in zijn gebit te pulken.

Het meisje tastte andermaal in haar kapsel, ditmaal om het elastiekje er weer uit te trekken. Het schaap was nog zwanger ook, zag ik nu. Een maand of zes. Haar buikje puilde kwetsbaar onder die schriele ribbenkast vandaan.

‘Maar wit, dat is toch nog wel iets anders als geel?’ sprak ze hoopvol. ‘Kom op nou, Fouad... het is ook zo duur, telkens met de tram... natuurlijk ben je geen homo, met een witte. Iedereen weet dat je geen homo bent...’ Ze keek steels naar haar buik.

Fouad nam de tandenstoker uit zijn mond en riep geërgerd: ‘Zal ik je wat zeggen? Ik regel het voor je. Oké? Als jij zo nodig moet, dan neem ik die witte. Oké schat? Jij je zin! Maar kun je dan nu alsjeblieft weer een tijdje je bek houden?’

Ze knikte en glimlachte tevreden.

Gelukt.

De troost van een warm visje
x97890388983151.xhtml
x97890388983152.xhtml
x97890388983153.xhtml
x97890388983154.xhtml
x97890388983155.xhtml
x97890388983156.xhtml
x97890388983157.xhtml
x97890388983158.xhtml
x97890388983159.xhtml
x978903889831510.xhtml
x978903889831511.xhtml
x978903889831512.xhtml
x978903889831513.xhtml
x978903889831514.xhtml
x978903889831515.xhtml
x978903889831516.xhtml
x978903889831517.xhtml
x978903889831518.xhtml
x978903889831519.xhtml
x978903889831520.xhtml
x978903889831521.xhtml
x978903889831522.xhtml
x978903889831523.xhtml
x978903889831524.xhtml
x978903889831525.xhtml
x978903889831526.xhtml
x978903889831527.xhtml
x978903889831528.xhtml
x978903889831529.xhtml
x978903889831530.xhtml
x978903889831531.xhtml
x978903889831532.xhtml
x978903889831533.xhtml
x978903889831534.xhtml
x978903889831535.xhtml
x978903889831536.xhtml
x978903889831537.xhtml
x978903889831538.xhtml
x978903889831539.xhtml
x978903889831540.xhtml
x978903889831541.xhtml
x978903889831542.xhtml
x978903889831543.xhtml
x978903889831544.xhtml
x978903889831545.xhtml
x978903889831546.xhtml
x978903889831547.xhtml
x978903889831548.xhtml
x978903889831549.xhtml
x978903889831550.xhtml
x978903889831551.xhtml
x978903889831552.xhtml
x978903889831553.xhtml
x978903889831554.xhtml
x978903889831555.xhtml
x978903889831556.xhtml
x978903889831557.xhtml
x978903889831558.xhtml
x978903889831559.xhtml
x978903889831560.xhtml
x978903889831561.xhtml
x978903889831562.xhtml
x978903889831563.xhtml
x978903889831564.xhtml
x978903889831565.xhtml
x978903889831566.xhtml
x978903889831567.xhtml
x978903889831568.xhtml
x978903889831569.xhtml
x978903889831570.xhtml
x978903889831571.xhtml
x978903889831572.xhtml
x978903889831573.xhtml
x978903889831574.xhtml
x978903889831575.xhtml
x978903889831576.xhtml
x978903889831577.xhtml
x978903889831578.xhtml
x978903889831579.xhtml
x978903889831580.xhtml
x978903889831581.xhtml
x978903889831582.xhtml
x978903889831583.xhtml
x978903889831584.xhtml
x978903889831585.xhtml
x978903889831586.xhtml
x978903889831587.xhtml
x978903889831588.xhtml
x978903889831589.xhtml
x978903889831590.xhtml
x978903889831591.xhtml
x978903889831592.xhtml
x978903889831593.xhtml
x978903889831594.xhtml
x978903889831595.xhtml
x978903889831596.xhtml
x978903889831597.xhtml
x978903889831598.xhtml
x978903889831599.xhtml
x9789038898315100.xhtml
x9789038898315101.xhtml
x9789038898315102.xhtml
x9789038898315103.xhtml
x9789038898315104.xhtml
x9789038898315105.xhtml
x9789038898315106.xhtml
x9789038898315107.xhtml
x9789038898315108.xhtml
x9789038898315109.xhtml
x9789038898315110.xhtml
x9789038898315111.xhtml
x9789038898315112.xhtml
x9789038898315113.xhtml
x9789038898315114.xhtml
x9789038898315115.xhtml
x9789038898315116.xhtml
x9789038898315117.xhtml
x9789038898315118.xhtml
x9789038898315119.xhtml