Gordel
Met mijn oude vader achter het stuur was ik onderweg naar het Achterhoekse dorpje Rectum (tip van de sluier: het is een gat). Aan zijn onstuimige levenswandel heeft mijn pa een mank been overgehouden, maar rijden gaat nog prima. Dacht ik. In zijn aftandse autootje kachelden we over de ijzige snelweg. Het zonnetje scheen, de sneeuw glinsterde, we hadden zojuist een kroket gegeten, kortom, tot dusver alles in orde.
‘Maar goed dat het niet écht glad is,’ merkte de oude terloops op, terwijl hij een slippende vrachtwagen ontweek, ‘want met mijn been kan ik natuurlijk geen noodstop meer maken.’ Terwijl ik paniekerig nadacht over mijn overlevingskansen sprak hij geërgerd: ‘Zeg, waarom heb jij die gordel eigenlijk om? Bespottelijk.’
Ik heb mijn autogordel altijd om. Het is een werkje van niets, tenslotte, en ik neem in mijn leven al genoeg risico’s. Ik bedoel, in drie seconden voorkómen dat je met een gebroken nek in de vangrail belandt tussen bananenschillen, vergeelde rukboekjes en volgescheten luiers; dat is een goeie deal, lijkt me. Vrouwen hebben niets tegen gordels, waarom zóúden ze ook? Maar mannen kunnen die symbolische insnoering om een of andere reden niet verdragen. Ook huisgenoot P. en mijn zoontjes trotseren liever dat helse, waarschuwende piepalarm, dan er een eind aan te maken door eenvoudig hun riem om te doen.
‘Wat bezielt jullie?’ vroeg ik laatst. ‘Dóé het nou, het wordt vanzelf een gewoonte. Je veegt toch ook je kont af na het poepen?’ Mijn elfjarig zoontje Boelie dacht even na en zei: ‘Ja, maar de hele dag met een onafgeveegde kont lopen, dat is écht erg. Véél erger dan een auto-ongeluk.’ Huisgenoot P. voegde er de beruchte dooddoener aan toe: ‘Ach, vroeger hadden we óók geen gordels...’
Nee, dat klopt. Als kleine kinderen klierden mijn broertje, zusje en ik vrijelijk op de vloer van mijn vaders Lelijke Eend. Bij een noodstop werden we als kegels door de auto geslingerd. Ook moesten we geregeld kotsen door de walm van zijn pijptabak, maar dat was toen allemaal heel gewoon. Wie vóórin zat, had trouwens mazzel: in een reflex stak mijn vader als hij remde zijn rechterarm uit, zodat je niet uit je stoel schoot.
Pas in de jaren zeventig werd de gordel verplicht. Half Nederland (de mannen) was in diepe verontwaardiging over deze schandalige beperking van hun vrijheid. Sommigen betaalden dan zelfs maar liever de boete. Ook waren er opeens T-shirts te koop met een driepuntsgordel erop afgedrukt. Handig!
Het summum van krankzinnigheid op gordelgebied vormen de Russische taxichauffeurs. Ze zien die riem als een diepe belediging, een ontkenning van hun vakbekwaamheid. Maar de boete willen ze óók niet. Dus moet je, als er politie nadert (en dat is váák, in Rusland) snel de gordel over je schoot trekken. Wil je hem vervolgens, door ingesleten gewoonte, ook daadwerkelijk dichtklikken, dan wordt zo’n man woedend. ‘Wilt u dat wel eens láten!’
Aan dit alles dacht ik terug terwijl mijn vader zorgeloos kettingrokend over de beijzelde Twentse snelweg reed.
Daar lag Rectum. Rectum bestaat uit weinig meer dan een stoplicht, maar dat stond wél op rood. Mijn vader remde. En wéér, net als veertig jaar geleden, schoot zijn arm naar rechts om mij op te vangen. Het was niet nodig, want ik had mijn gordel om. Maar het had tóch iets liefs.