Lolly
Nog héél even over Anouk dan. Ik stuitte op een filmpje van de-vrouw-die-het-zó-ver-heeft-geschopt-dat-ze-geen-achternaam-meer-nodig-heeft, zo’n filmpje met de webcam gemaakt, waarop Anouk aan het werk is. Ze is een liedje aan het schrijven. Naast, maar vooral ook óp haar bevindt zich haar driejarig zoontje Jesiah, een schattige krullenbol, zoals ál haar kinderen schattige krullenbollen zijn, want de vaders zijn mooie negers, dus dan krijg je dat.
Het jochie danst en springt op haar schoot, valt haar voortdurend om de hals, maakt gekke geluiden dwars door haar ballad-in-wording heen, net zo lang tot zijn moeder het maar opgeeft en hém begint toe te zingen: ‘I love you Jesiah,’ waarop het kind haar stamelend van repliek dient met woorden van gelijke strekking. ‘Seriously, this is how I write songs during the day...’ verzucht Anouk koket.
Terwijl ik ontroerd toekeek dacht ik aan de tijd dat mijn eigen kinderen klein waren, en vervolgens dacht ik aan Jet Bussemaker. Dat laatste kwam zo: ook ik heb heel wat zitten werken met baby’s, peuters en kleuters om me heen. Het kan namelijk best, werk en kinderen combineren. Het vereist alleen wat inventiviteit.
Vaders doen het meestal zo: ze verlaten het pand en gaan elders werken, waar hun kinderen ze niet kunnen vinden. Dat is heel effectief. Maar ook voor kinderverzorging geldt: iemand moet het doen. Dat was dus nog een heel geschipper, waarbij ik overigens vrij zelden met lange uithalen ‘I love you’ voor mijn kinderen zong. Wél zei ik regelmatig: ‘Lieverdje, nog een half uurtje, oké? Pak maar vast een zakje chips’ of: ‘Ik zeg toch, niet binnenkomen als mijn deur dicht is!’ of: ‘nee! nou moet je echt even opsodemieteren!’
Voor noodgevallen bezat ik een felgekleurde kermislolly ter grootte van een kinderhoofd. Tijdens belangrijke telefoongesprekken of naderende deadlines overhandigde ik die aan de peuter in kwestie, die natuurlijk ter plekke stilviel van zoveel schoonheid en likgenoegen. Na gedane zaken nam ik de lolly weer af, en liet hem drogen op de verwarming, voor het volgende noodgeval.
Vóór ik het wist waren mijn kinderen groot. Nog steeds komen ze mijn kantoor nog weleens binnenlopen, niet om chips, want die pakken ze ook wel zónder toestemming, maar om even te vragen waar de föhn ligt of wat ‘infanticide’ is. Daarna gaan ze gewoon weer verder hun eigen gang.
Kortom, wat ik zeggen wou: Het is gedoe, werk en kinderen combineren, maar het gáát.
Het duurt maar heel kort, die kindertijd.
En lolly’s zijn niet duur.