Dwarf Empire
Onlangs, in het holst van deze valse lente, bracht ik een week door in een zonnig oord, om een beetje bij te komen van het leven in het algemeen en het Hollandse weer in het bijzonder. Zo’n heerlijk, vulgair strandparadijs, vol blije, dikke mensen die de hele dag cocktails slurpen, feestelijke stampmuziek, barbecuewalmen en overal zon en zee; kortom, helemaal fout dus. Voor wie nog aarzelt: er waren elke avond levensgrote zwanen en andere fijne dieren van gebeeldhouwd ijs bij het gargantueske buffet, podia vol goedgevormde halfnaakte dansers in flikkerend blacklight, en het allermooiste van alles: er was een dwerg.
Overdag speelde hij met de alomtegenwoordige kinderen, en ’s avonds trad hij op, in een heel klein smokinkje dat hem precies paste. Hij danste de samba, de rumba, de macarena, en dat deed hij ontzettend goed. ‘Maar wácht even,’ zeiden mijn kinderen tussen het lachen en klappen door: ‘Mógen we dat eigenlijk wel leuk vinden, een dwerg? Is dat niet gemeen?’ En ook de vrienden met wie ik op vakantie was, beschaafde nrc-lezers en deeltijdvleesverlaters met een gezinsmuseumjaarkaart, vonden dat het eigenlijk niet kón, plezier hebben om een dwerg.
Ik heb een zwak voor dwergen. Het zijn natuurlijk gewoon mensen, daar niet van. Kom ik in het dagelijks leven een dwerg tegen, dan verwacht ik allerminst dat hij voor mij de macarena zal dansen. Toch kan ik het niet laten te denken aan het bedje waarin hij slaapt, aan zijn eettafeltje, aan zijn kastje met kleertjes en zijn wc’tje: alles zo schattig klein. Mensen zijn nu eenmaal geneigd verkleinde varianten van het ‘gewone’ vertederend te vinden. Daarom hebben we ook graag een kat in huis, zoals Rudy Kousbroek eens uitlegde: een kat is een ongevaarlijke miniatuurversie van een tijger.
De Chinezen hebben dat begrepen en stichtten in China, waar zulke dingen kunnen, Dwarf Empire. Het is een koninkrijkje (nee, niet ‘dwergstaatje’ zeggen) met 150 inwoners die allemaal kleiner zijn dan één meter dertig. Die dwergen verdienen de kost met optreden voor bezoekend publiek. Ze verdienen, zelfs, naar Chinese maatstaven, héél behoorlijk. Tot dusver niks aan de hand.
Maar er is van westerse zijde nogal wat (begrijpelijke) kritiek op Dwarf Empire, waarbij harde woorden vallen als ‘middeleeuwse uitbuiting’. De Chinese dwergen zelf zijn blij met Dwarf Empire, want in de rest van China worden ze gepest en verstoten. Nu kun je natuurlijk zeggen, wat denken die ellendige spleetogen wel? Laat ze onmiddellijk ophouden met dwergen pesten! En zo is het ook. Maar, en nu volgt de hamvraag: moeten wij aanvaarden dat mensen geld verdienen door middel van hun afwijkende uiterlijk?
‘Nee’ zeggen lijkt simpel, maar dat is het niet. Hoeveel mooie vrouwen (en mannen) zijn er niet die ontzettend veel geld verdienen, uitsluitend op grond van het feit dat ze mooier zijn dan de meeste anderen?
En als ze dan ook nog kunnen zingen, dansen of acteren (zoals de macarena-dwerg) stroomt het publiek helemaal toe. Dan hoor je niemand over middeleeuwen of uitbuiting. Dan heet het vrije keus.
Die dwergen in Dwarf Empire worden gepest en vernederd, zodra ze hun veilige omgeving verlaten. Die hebben dus eigenlijk geen vrije keus. Maar mijn macarenadwerg, in dat feestelijk zonnige oord, wél.
Ik mis hem.