Stekker
Aan het eind van een dag vol goeddeels overbodige omzwervingen belandde ik in het haventje van Weesp, zonder jas, want de ochtend was bedrieglijk zonnig begonnen. Het was winderig en guur in het stille haventje. Naast een kleine viskraam hing een oude, gebrekkige man in een nogal gecompliceerd uitziende rolstoel en at hevig morsend, met neergeslagen ogen, een lekkerbekje onder de flodderig grauwe namiddaghemel.
Naast hem zat een grote, bijzonder mooie herdershond bedroefd over het water te staren, waar twee meeuwen, wellicht bij wijze van balts, elkaar te woord stonden met de meest weerzinwekkende kokhalsgeluiden. Niet zo best, al met al. Bovendien was ik inmiddels deerlijk verkleumd, maar uit het dichtstbijzijnde café kwamen zúlke gewelddadige karaokeklanken dat ik niet naar binnen durfde.
Zo belandde ik in de Kruidvat-drogist, waar het niet leuker was dan buiten, maar wel lekker warm. Bij de afdeling schoonmaakmiddelen stonden twee vrouwen levendig te praten. Ze liepen allebei pront en fors tegen de zestig, met van die makkelijke korte kapsels, de één in een rode parka, de ander in een lichtblauw mouwloos vestje van slaapzakkenmateriaal, een zogeheten bodywarmer.
‘Ik bedoel,’ zei de laatste, ‘als het míjn zoon was dan sloop ik daar ’s nachts op mijn sokken naar binnen, en dan trok ik zó die stekker eruit. Je moet er toch niet aan denken...’ De ander knikte nadenkend en antwoordde: ‘Nou ja, dat hoef je niet eens te proberen. Er staat natuurlijk dag en nacht een verpleegster naast zijn bed. Wat dacht je. Een dókter misschien zelfs wel. Ze laten zo’n jongen toch niet in z’n eentje liggen? Stel je voor dat-ie opeens bijkomt? In de krant stond een verhaal over een man, die had een halfjáár in coma gelegen. En toen kwam hij weer bij. Hij kon niet meer lopen, maar dat heeft-ie later weer aangeleerd. Nou, als je daar de stekker had uit getrokken, dan had je toch spijt gekregen als haren op je hoofd?’
De vrouw met de bodywarmer pakte een flesje ‘Vlekkentovenaar Geelvet & Bakolie’ en bekeek het. ‘Wat zou je daar nou spijt van krijgen,’ zei ze. ‘Weg is weg. Of-ie ooit nog wakker was geworden, daar kom je dan toch niet meer achter. Trouwens, dat is een kans van één op een miljoen. Je hebt véél meer kans om overreden te worden door een vrachtauto.’ Daar zat iets in. ‘Moet je je indenken, en dan zit je daar met zo’n plant die alleen maar kan liggen kwijlen. En dat is dan je zoon. Nee, ik wist het wel. Ik sloop daar gewoon ’s nachts naar binnen...’ ‘Ja, en dan trok je de stekker eruit,’ vulde haar vriendin aan. ‘Maar dat zou je dus niet lukken, want er is dag en nacht iemand bij...’ De bodywarmervrouw zette het flesje vlekkenmiddel terug en zei: ‘Ja, dat zal inderdaad wel. Zó iemand laten ze niet alleen liggen, nee. Dat kóst een geld hoor. En wie betaalt dat?’
Ik ging maar weer eens naar buiten. De invalide man zat nog steeds in het haventje, met het nu lege visbakje op schoot. De hond staarde nog steeds over het water. Maar de meeuwen waren opgehouden met kokhalzen, en dat scheelde tóch.