Lächle
Gerard Reve zei het al: ‘Men kan weg moeten, zonder dat men ergens heen moet. Dat zijn de gevallen, dat men ergens vandaan moet.’ Daarom stond ik bij de bushalte van het Zwitserse dorpje Saas Almagell, waar op zich van alles te beleven is, dáár niet van: zo wordt er in het plaatselijke kerkje geregeld een zogeheten ‘jodelmis’ gehouden, die ik door een speling van het noodlot helaas nét had gemist.
Maar behoorlijke espresso was in heel Saas Almagell niet te krijgen. Op dus naar het nabijgelegen Saas Fee, een mij door de dorpelingen als espresso-eldorado voorgespiegelde wereldstad, het Vegas van het Saasdal. Het zonnetje scheen, mijn hele misjpooche, plus aanhang van de koude kant, was zich kraaiend van plezier in ravijnen aan het storten, en ook de wandspreuk in de hotellobby was bemoedigend: ‘Lächle! Denn Gott liebt dich!’
Daar kwam de bus. De chauffeur stapte uit, met in zijn ene hand een boterham, en in zijn andere een handschoen. Een dure luxe-skihandschoen, nieuw en hagelwit, voorzien van allerlei thermogene voerinkjes, klittenbandjes en dergelijke flauwekul. Een euro of 150, mínstens. ‘Heeft iemand hier een handschoen verloren?’ riep de chauffeur, in dat malle dwergentaaltje dat provinciale Zwitsers nu eenmaal spreken. De broodkruimels sproeiden hem de mond uit. Hij had blijkbaar net een hap genomen.
Ik keek even naar mijn handen, alsof ik niet alláng wist dat ik niet de bezitter was van witte luxe skihandschoenen, en schudde mijn hoofd. De chauffeur draaide langzaam en theatraal om zijn as, de handschoen verlokkend in de lucht. Kerkklokken beierden. Een roofvogel cirkelde boven onze hoofden. Maar nee, ook de rest van het troepje wachtenden gaf geen sjoege. Het was koud, zelfs in de zon. ‘Na, also...’ mompelde de chauffeur, stapte weer in, en legde de handschoen op zijn dashboard.
Terwijl we wegreden zag ik door de achterruit de gebruikelijke gebeurtenissen zich voltrekken: een dikke man in geel skipak kwam vanuit de Dorfstrasse aanrennen met een witte handschoen in zijn hand en keek vertwijfeld om zich heen. Ik zwaaide hem toe en wees overdreven gebarend achter me. Maar de man, waarschijnlijk verblind door het felle winterlicht, zag me niet. Vlak voor de bus om de hoek verdween zag ik hem afdruipen, terug de Dorfstrasse in.
Tevreden keek ik naar mijn eigen scharrige wantjes. De espresso in Saas Fee bleek zowat een tientje te kosten, maar was inderdaad verrukkelijk. Van een afstand waren die kutbergen eigenlijk best mooi, en vanavond gingen we lekker fonduen. Ja, de thuisblijvers kregen beslist weer ongelijk.
Lächle! Denn Gott liebt dich!