Manneke
Omdat ik toch in Brussel was, wilde ik dat Manneken Pis wel eens zien, en met mij, zo bleek, nog een heleboel andere mensen. Het was wel even zoeken. ‘Daar is-ie! Nee, daar!’ riepen mijn kinderen telkens, opgewonden wijzend naar de zóveelste etalage van de zóveelste bonbonwinkel, waarin de zóveelste gigantische chocoladereplica van het standbeeld stond opgesteld, het chocoladepiemeltje in het mollige chocoladehandje. Maar daar had je hem dan toch, te midden van al die zoete overdaad. De échte. Nieuwsgierig aangegaapt door een gemêleerd gezelschap toeristen stond het bronzen manneke, amper zestig centimeter hoog, eigenlijk een beetje voor lul. ‘Wat is hij klein...’ hoorde ik teleurgesteld in diverse talen. Een wat verfomfaaide jonge Rus, die getuige de stickers op zijn rugzak al héél wat wereldberoemde bezienswaardigheden achter de knopen had, liet geërgerd zijn camera zakken en mompelde: ‘Wat is dit voor onzin...’ Een kittig, hyperslank Françaisetje vond hem niet zozeer klein, als wel misprijzend ‘te dik’. Een groep Chinezen maakte luid lachend en door elkaar heen pratend de ene foto na de andere. Zij wél. Maar goed, misschien waren ze er helemaal voor uit China gekomen, en wat je ver haalt is nu eenmaal lekker. Trouwens, in China pissen de kindertjes massaal op straat, dus misschien vonden ze het gewoon fijn om zo ver van huis iets vertrouwds te zien.
Ik moest denken aan de wildplaskleuter-hoax laatst, in De Telegraaf. De moeder van een driejarig jongetje zou een boete van 120 euro hebben gekregen omdat haar zoontje op straat had geplast. Heel Nederland woedend, natuurlijk: het ‘ga toch boeven vangen’ hield pas weer een beetje op toen die moeder bekende dat ze het verhaal had verzonnen om geld van een kennis los te peuteren.
Een politiecommissaris die ik toevallig sprak, verzekerde mij trouwens dat wildplassende kinderen alleen in extreme gevallen beboet worden: bijvoorbeeld als ze hun gevoeg demonstratief pal voor de etalage van een winkel doen. Dat mag Manneken Pis kennelijk wél: maar hij heeft dan ook ooit de stad voor ontploffen behoed door een brandende lont met zijn water te doven, zo gaat het verhaal. Een soort Hansje Brinker eigenlijk, maar dan andersom. Dan kun je een potje breken.
In zijn naaktheid is het mannetje verre van aanstootgevend, maar soms krijgt hij kleren aan. ‘Het elegantste “ketje” van de hoofdstad heeft meer dan achthonderd kostuums, waaronder dat van kosmonaut, Nelson Mandela en Elvis Presley!’ meldde een bijgaand bordje, voorzien van alarmerende foto’s: een kaboutergrote Elvis Presley die in een van goudbeslag voorzien witlederen jumpsuit staat te wateren heeft iets onmiskenbaar obsceens, en met die grijze kroespruik van Mandela op zijn kop is hij al helemáál doodeng. Mandela wildplast niet. Zéker niet terwijl er een bataljon Chinezen foto’s van hem staat te maken. En een ‘kosmonaut’ (een veel leuker woord dan ons ‘astronaut’, dat moet je die Belgen nageven) plast al helemáál niet, want dat kan niet in een raket. Daarom hebben die pakken ook geen gulp.
Naast mij droop een jong Nederlands stel mismoedig af. ‘En die friet was óók al niks bijzonders...’ klaagde het meisje. ‘Zullen we zo’n wafel proberen?’ vroeg haar vriend, en wees op een kraampje. ‘Alsjeblieft niet...’ kreunde ze.
Arme Belgen. Gelukkig hebben ze dat Atomium nog.