Donut
Bij de vijver in het park stond ik de eendjes te voeren. Iemand moet het doen, ten slotte. Eendjes voeren is trouwens leuk, al heeft het, zoals de meeste leuke dingen, ook minpunten: zo is er altijd één sukkelig eendje bij dat alles door zijn collega’s laat wegpikken, hoe hard je ook probeert de brokken precies voor zijn snavel te werpen. Daar kan ik niet tegen. In dit geval was het trouwens een meerkoetje, eenzaam tussen al die veel grotere eenden, en dat is nóg zieliger.
Terwijl ik me daar aan de rand van die vijver in bochten stond te wringen om het gevogelte tot eerlijk delen te bewegen kwam er een meisje aanlopen van een jaar of acht. Ze had een bleek, ernstig gezichtje met grote, felgroene ogen en droeg een wit Afghaans jasje met capuchon. Al met al leek ze nogal op Tom Poes, de schrandere jonge vriend van Heer Bommel. ‘Wil jij ze ook wat geven?’ vroeg ik en overhandigde haar de papieren zak. Behalve nog net niet beschimmeld brood zat er ook een oudbakken donut in. Het kind trok de kleverige frituurdrenkeling tevoorschijn. ‘Een donut!’ riep ze verrast. ‘Ja, nou, die is al een paar dagen oud hoor,’ waarschuwde ik. Ze rook eraan, nam een voorzichtig hapje en verklaarde: ‘Hij is nog helemaal lekker!’
Kán een donut eigenlijk bederven, met zoveel vet en suiker? Vast niet. ‘M’n moeder is even m’n broer naar ballet brengen,’ zei ze tussen twee grote happen door. ‘Hij wil helemaal niet naar ballet, maar hij moet van m’n moeder.’ Ik dacht aan Billy Elliot, die film over een Brits jongetje dat juist graag op ballet wil, maar niet mág. Er is ook overal wat.
‘Die kleine zwarte krijgt niks,’ zei het meisje nu. Ze propte de rest van de donut in haar mond en ook zij begon nu met toewijding brood in de richting van het meerkoetje te gooien, opnieuw zonder succes. Er kwamen wel steeds meer agressieve eenden, duiven en krijsende meeuwen op ons af, zodat we inmiddels een spektakel van belang vormden. ‘Kom dan uit mijn hand eten, stommerd...’ smeekte het meisje, maar meerkoetjes zijn zelden voor rede vatbaar.
‘O, daar is m’n moeder!’ riep het kind. ‘Niet zeggen van die donut hoor! Wij mogen geen donuts van m’n moeder!’ Ze rende weg. Ik wierp de laatste stukken brood voor de vogels. Eindelijk kreeg de meerkoet nu ook een flink brok te pakken. Hij schrokte het gulzig naar binnen.
Volgende keer neem ik een vérse donut mee als ik de eendjes ga voeren. Je weet maar nooit.