Gootsteen

De nieuwe vleugel van het Stedelijk Museum in Amsterdam is eindelijk af. Het was een dure grap, zoals gebruikelijk. 127 miljoen euro, maar dan heb je ook wat: een megalomane, foeilelijke gootsteenbak van schel wit plastic. Pontificaal verrijst het monstrum aan het toch al zo mishandelde Museumplein, dat daardoor de uitstraling krijgt van een luchthaven in een omhooggevallen bananenrepubliek. Naast dit gargantueske stuk Gamma-sanitair bevindt zich bovendien een duister metalen hok dat voornamelijk doet denken aan de uit zijn krachten gegroeide zwarte doos van een verongelukt vliegtuig. De doos blijkt een goederenlift te huisvesten, pal aan de Van Baerlestraat... Me dunkt dat je zoiets triviaals als een goederenlift beter een beetje onopvallend kunt wegwerken achter een spouwmuurtje, maar nee: kenners spreken lovend van ‘internationale allure’.

‘Zeg, jij moet je kop houden, want jij hebt helemaal geen verstand van architectuur,’ zegt u nu. Inderdaad, ik heb geen verstand van architectuur. Datzelfde geldt voor 99 procent van de mensen die door de stad lopen en zich merendeels dood ergeren aan de nieuwe aanwinst. ‘Als ik een dakterrasje wil bouwen krijg ik geen vergunning,’ zegt een vijftigjarige voorbijgangster in Burberry-regenjas verbolgen. ‘Maar dít mag wel. Waarom wordt er eigenlijk geen referendum gehouden, waarom wordt dit soort dingen altijd buiten ons om beslist?’ Een jonge man, voorzien van schattig Oilily-kleuterdochtertje, valt haar bij: ‘Van binnen schijnt het best mooi te zijn. Maar hoe vaak zie je zo’n museum van binnen? Ik loop er dagelijks langs, maar ik schrik er nog elke keer van.’ Hoofdschuddend verdwijnt hij onder het ook al zo controversiële ‘Ezelsoor’, het ondergrondse filiaal van Albert Heijn in.

‘O, is het museum al kláár?’ zegt een jonge Amerikaanse toeriste verbaasd. ‘Ik dacht eigenlijk dat het nog in constructie was. Dat er nog, ik weet niet, iets omhéén zou komen. En er zitten nog helemaal geen ramen in!’ Haar metgezel, een stoned jongmens met ingenieuze gezichtsbeharing, zegt dromerig: ‘Best oké. Als er maar eenmaal klimop of zoiets tegenaan groeit.’

Terwijl ik onder die lelijke luifel broeierig sta na te denken over een passende straf voor de verantwoordelijke architect (levenslang op water en brood in een gevangeniscel vol porseleinen herderinnetjes, perkamenten schemerlampjes en wandkleden met jachttaferelen) komt er een oude man schuilen voor de stortregen. Hij lijkt sprekend op Rinus Michels, maar het kan hem niet zijn, want die is dood. ‘Kop op, meid,’ zegt hij. ‘Het is géén porem, dat ding. Maar je moet maar denken: we staan hier in ieder geval droog. En aan de Stopera zijn we toch óók gewend geraakt.’

De troost van een warm visje
x97890388983151.xhtml
x97890388983152.xhtml
x97890388983153.xhtml
x97890388983154.xhtml
x97890388983155.xhtml
x97890388983156.xhtml
x97890388983157.xhtml
x97890388983158.xhtml
x97890388983159.xhtml
x978903889831510.xhtml
x978903889831511.xhtml
x978903889831512.xhtml
x978903889831513.xhtml
x978903889831514.xhtml
x978903889831515.xhtml
x978903889831516.xhtml
x978903889831517.xhtml
x978903889831518.xhtml
x978903889831519.xhtml
x978903889831520.xhtml
x978903889831521.xhtml
x978903889831522.xhtml
x978903889831523.xhtml
x978903889831524.xhtml
x978903889831525.xhtml
x978903889831526.xhtml
x978903889831527.xhtml
x978903889831528.xhtml
x978903889831529.xhtml
x978903889831530.xhtml
x978903889831531.xhtml
x978903889831532.xhtml
x978903889831533.xhtml
x978903889831534.xhtml
x978903889831535.xhtml
x978903889831536.xhtml
x978903889831537.xhtml
x978903889831538.xhtml
x978903889831539.xhtml
x978903889831540.xhtml
x978903889831541.xhtml
x978903889831542.xhtml
x978903889831543.xhtml
x978903889831544.xhtml
x978903889831545.xhtml
x978903889831546.xhtml
x978903889831547.xhtml
x978903889831548.xhtml
x978903889831549.xhtml
x978903889831550.xhtml
x978903889831551.xhtml
x978903889831552.xhtml
x978903889831553.xhtml
x978903889831554.xhtml
x978903889831555.xhtml
x978903889831556.xhtml
x978903889831557.xhtml
x978903889831558.xhtml
x978903889831559.xhtml
x978903889831560.xhtml
x978903889831561.xhtml
x978903889831562.xhtml
x978903889831563.xhtml
x978903889831564.xhtml
x978903889831565.xhtml
x978903889831566.xhtml
x978903889831567.xhtml
x978903889831568.xhtml
x978903889831569.xhtml
x978903889831570.xhtml
x978903889831571.xhtml
x978903889831572.xhtml
x978903889831573.xhtml
x978903889831574.xhtml
x978903889831575.xhtml
x978903889831576.xhtml
x978903889831577.xhtml
x978903889831578.xhtml
x978903889831579.xhtml
x978903889831580.xhtml
x978903889831581.xhtml
x978903889831582.xhtml
x978903889831583.xhtml
x978903889831584.xhtml
x978903889831585.xhtml
x978903889831586.xhtml
x978903889831587.xhtml
x978903889831588.xhtml
x978903889831589.xhtml
x978903889831590.xhtml
x978903889831591.xhtml
x978903889831592.xhtml
x978903889831593.xhtml
x978903889831594.xhtml
x978903889831595.xhtml
x978903889831596.xhtml
x978903889831597.xhtml
x978903889831598.xhtml
x978903889831599.xhtml
x9789038898315100.xhtml
x9789038898315101.xhtml
x9789038898315102.xhtml
x9789038898315103.xhtml
x9789038898315104.xhtml
x9789038898315105.xhtml
x9789038898315106.xhtml
x9789038898315107.xhtml
x9789038898315108.xhtml
x9789038898315109.xhtml
x9789038898315110.xhtml
x9789038898315111.xhtml
x9789038898315112.xhtml
x9789038898315113.xhtml
x9789038898315114.xhtml
x9789038898315115.xhtml
x9789038898315116.xhtml
x9789038898315117.xhtml
x9789038898315118.xhtml
x9789038898315119.xhtml