Eenvoud
Het was bezoekuur in het jeugdkamp waar mijn veertienjarige dochter verbleef. Ik heb het niet op kampen, want ik koester een diep argwaan jegens begrippen als ‘groepsgevoel’, ‘bonte avond’, ‘latrinecorvee’ en ‘zingeving’, maar zo’n puber gaat haar eigen gang, in dit geval dus niet gewoon naar Salou om zich stomdronken te laten ontmaagden door vier roodverbrande Britten tegelijk, maar op de fiets naar Ommen met een rugzak vol bonkige kampeerbehoeften.
Per ansichtkaart (!) had mijn schaapje verzocht om kaplaarzen en droge sokken, dus daar ging ik, met een kofferbak vol lekkers.
Het was zowat twee uur rijden, maar dan had je ook wat: daar zat mijn dochter, wat modderig maar springlevend, in een kring van medekampers. Allen hadden een rood boekje, Het Kampse Lied geheten, op schoot. Ik wilde haar aan mijn borst drukken, maar dat ging zomaar niet: eerst werd er een vaag soort ‘dienst’ gehouden bij een flakkerend kaarsje, doorspekt met spirituele canons en redevoerinkjes van Puck, Pien, Jet of Wies geheten meisjes met Aerdenhoutse stemmetjes over het belang van contact, écht contact, dat zoveel beter en waardevoller schijnt te zijn dan contact via Facebook.
De bezoekende ouders, veelal voorzien van wax coats en even tijdloos als prijzig kwaliteitsschoeisel keken welwillend toe. Hier kwam de oud geld-elite haar kroost in de open lucht een weekje ‘eenvoud’ laten praktiseren, zoveel was duidelijk. En wéér een meerstemmig lied, en nóg een speechje, maar toen kon ik ook eindelijk mijn dochter omhelzen.
‘Ga toch mee naar huis...’ siste ik haar toe, maar nee, daar was geen sprake van. Een gloed van vervoering had zich op haar gezichtje gevestigd en vol trots toonde ze me de grauwe legertenten, de vuurplaats, de tinnen gamellen en het sanitaire gat in de grond. Ook gaf ze hoog op van een ‘spie’ genaamd eenpansgerecht waar nogal wat natte andijvie aan te pas komt en een ‘smeertrein’ geheten keukenkarweitje. Let wel, het betreft hier een kind dat doorgaans de neus optrekt voor de ‘verkeerde’ guacamole en de vaatwasser uitsluitend uitruimt als je eerst haar iPad afpakt.
‘Kind, en dat allemaal in de regen...’ zei ik. Maar dat had ik mis. ‘Het regent pas als de kampleiding vindt dat het regent,’ zei mijn dochter ferm. ‘En tot nu toe heeft het dus nog niet geregend.’ Hè nee, nu niet meteen aan Jonestown en de Killing Fields denken... te laat.
Nou ja. Over een paar dagen komt ze weer thuis. En dan heb ik gelukkig een heel jaar om al die bevlogen braafheid er weer uit te rammen.