Hart
Wat zal ik nou eens gaan stemmen? De stemwijzers geven geen uitsluitsel, want de één raadt mij GroenLinks aan, de ander D66 en uit een derde kwam zelfs cda, dus inmiddels ben ik het spoor geheel bijster. Gelukkig maakt het in Nederland niet zo veel uit waar je op stemt, want tijdens het moeizaam tot stand komen van die coalities moet iedereen altijd zó veel water bij die ooit zo vurig bedwelmende campagnewijn doen dat alles, na een lange reeks doodvermoeiende pyrrusoverwinninkjes, uiteindelijk min of meer bij het oude blijft.
Maar mijn zoontje Boelie, die nog niet gebukt gaat onder politieke uitputting, wilde nu ook wel eens het naadje van de kous weten en zette zich vol goede moed achter www.stemwijzer.nl. Nou, dat viel nog niet mee. Stellingen als ‘Het tekort op de begroting mag in 2013 niet meer dan 3 procent bedragen,’ schetsen geen levendig beeld als je elf bent. Als je 47 bent evenmin, maar dit geheel terzijde. Ook verder verliep het invullen niet zonder slag of stoot. Bij de stelling ‘Er moet Europees toezicht op banken komen’ vinkte hij lachend en hoofdschuddend ‘nee’ aan. ‘Waarom?’ vroeg ik verbaasd, waarna hij de vraag nog eens overlas en mompelde: ‘O... ik dacht dat er “blanken” stond’.
Op ‘De bouw van nieuwe moskeeën moet stoppen’ antwoordde hij na lang nadenken met ‘nee’. ‘Ik heb liever dat ze geen moskeeën meer bouwen,’ zei hij. ‘Maar dan ook geen gewóne kerken meer, anders is het niet eerlijk. God bestaat tóch niet.’ Met ditzelfde argument maaide hij vervolgens ook de verplichte zondagse winkelsluiting van tafel. Dat schoot lekker op, en voor ik het wist waren we aangeland bij het orgaandonorschap.
‘Iedere burger moet orgaandonor zijn, tenzij hij of zij hier schriftelijk bezwaar tegen maakt.’ Hij keek me vragend aan. Ik legde hem uit dat het tot dusver andersom was geweest, met dat donorcodicil, en dat je organen, tenzij je nadrukkelijk toestemming hebt gegeven, na je dood mee je graf in gaan, de vergetelheid tegemoet. ‘En dat is natuurlijk zonde,’ zei ik braaf. ‘want zelf heb je er toch niks meer aan en je kunt er iemands leven mee redden.’
Maar zijn cursor bleef boven de ‘nee’ zweven. ‘Best kut als God dan tóch blijkt te bestaan,’ sprak hij benauwd. ‘Dan zít je daar in de hemel. Zonder hart...’
‘Als God toch bestaat, dan geeft Hij je heus wel een nieuw hart,’ besloot ik. ‘Hij heeft natuurlijk harten zát.’
Nu maar hopen dat het wáár is. Ik heb er een hard hoofd in, maar je weet maar nooit.