Rugzakje
Wat voor de één belangrijk nieuws is, is voor vele anderen slechts een hinderlijke bijzaak. Op Twitter trof ik uitlatingen aan als: ‘Wie is die kk Friso nooit van gehoord ik wil atwt kijken nu!’ en woorden van gelijke strekking: het ging hier niet om enkele berichten maar om honderden, wellicht duizenden. De eerlijkheid gebiedt mij te zeggen dat ik op míjn beurt dan weer nooit van ‘atwt’ had gehoord: het bleek te gaan om As the World Turns, een kennelijk nogal populaire soap, waarvan de uitzending door het nieuws over onze onfortuinlijke prins was opgeschort. Nee, je kunt zeggen over Twitter wat je wilt, maar je weet wél wat er leeft onder het volk.
‘Ik vind dit toch nét niet helemaal een “waar was jij toen je het hoorde-gebeurtenis”,’ twitterde iemand anders zuinigjes. Hij had waarschijnlijk liever de koningin zélf gehad. Zijn stelling zette me aan het denken: wat hébben wij eigenlijk aan dat ‘ik weet-nog-waar-ik-was-toen-ik-het-hoorde’-mechanisme?
Ik weet bijvoorbeeld nog precies dat Paus JP 1 stierf, in 1978. Ik was dertien en die paus interesseerde mij hoegenaamd niets. Pausen sterven nu eenmaal, ze zijn ten slotte meestal al stokoud als ze beginnen; het opvallende was eigenlijk alleen dat deze paus na een wel zéér kort pontificaat van 33 dagen het loodje had gelegd, waarna een nieuwsgevoelige ziel de straat op was gerend met een verfkwast en op de muur van mijn school, in de Haarlemse binnenstad, had gekalkt: ‘de paus is dood! (de nieuwe!)’ Ik zie die tekst haarscherp voor me, die bakstenen muur, de grauwe herfstdag. Ik kauwde erbij op een stuk Bubblicious-kauwgum, indertijd het hardroze Waterloo van miljoenen kindertanden: van de vele kronen in mijn gebit heb ik zeker de helft aan Bubblicious te danken.
Die dode paus in combinatie met kauwgom is slechts een van de miljoenen zinloze herinneringen die elkaar voortdurend ongeduldig staan te verdringen voor mijn geestesoog. Van Michael Jacksons noodlot vernam ik bijvoorbeeld terwijl ik een kleine inktvis stond te aaien in het knuffel-aquarium te Monterey, Californië. 9/11? Ik zat mijn babyzoontje te zogen in mijn Berlijnse kantoor. Pim Fortuyn? Ik stond een broek te passen bij H&M. Hij paste niet. Theo van Gogh? Ik bevond me in een uiterst deprimerend Haags filiaal van de supermarkt C1000 en kneep in een pak riblappen. Zelfs van Willem Ruis weet ik het nog: ik zag het nieuws, toen al dagen oud, op de voorpagina van een wapperende, in het felle zonlicht rap vergelende Telegraaf bij een Portugees nieuwsstalletje. Ik was erg verliefd op Willem Ruis, dat scheelt natuurlijk, maar verder zijn al deze herinneringen stuk voor stuk buitengewoon futiel.
Het nieuws van de prins en de lawine kwam terwijl ik een trosje geplette druiven uit het rugzakje van mijn jongste zoontje viste. Het is een rugzakje in de vorm van een haaienkop. Als mijn zoontje allang groot is zal ik me, dankzij onze arme prins, dat rugzakje nog steeds herinneren. Telkens als mijn zoon gaat skiën (of duiken, of parachutespringen) zal ik aan dat rugzakje denken. En tegen hem zeggen: ‘Doe alsjeblieft voorzichtig...’
Nu maar hopen dat het helpt.