Verzetje
Pats, daar lag het Lieverdje, languit op de keien van het Spui. De dader, een Duitse vrachtwagenchauffeur, kwam bedremmeld om zijn bronzen slachtoffer heendrentelen. ‘Wir bewegen etwas’, stond er in zwierige letters op zijn schuldige rode truck. Zeg dat wel. Ik dacht aan de man met dat glas whisky op de Titanic, die na de aanvaring met de ijsberg mompelde: ‘I asked for some ice, but this is ridiculous’.
Een morsige oude kerel nam plaats op een bankje. Hij trok een pakje shag tevoorschijn, rolde een sigaret en stak hem op, met dikke rookpluimen uit zijn neus. ‘Die mof heb nog mazzel dat-ie Anne Frank niet omver heb gereje,’ sprak hij. En tegen mij: ‘Zeg, wat sta je daar nou foto’s te maken. Hélp liever.’
Nou ja, er viel niet veel te helpen, want ik ben tenslotte geen bronsgieter. Moest ik dat loodzware Lieverdje soms overeind gaan sjorren? Maar er was inmiddels allerlei pers met camera’s gearriveerd, en ik had geen zin om de volgende dag in de krant voor lul te staan met een rood aangelopen hoofd.
Een bejaard heertje met een gleufhoed zei dat het verschrikkelijk was. ‘Schandálig! Dit standbeeld is een symbool van verzet. En dat rijdt zo’n man gewoon overhoop. Zómaar.’
‘Nou, hij deed het toch niet expres,’ suste ik, maar dat werkte averechts. ‘Verzet, mevrouw, hoort u?’ ging hij woedend voort. ‘Nee, dat zegt u waarschijnlijk niets, verzet. Maar míj wel. Verzet, mevrouw.’
Zo ging hij nog enige tijd door. Hij hield waarschijnlijk wel van een verzetje.
Er passeerden twee vrouwen, opgedirkte slagschepen van een jaar of dertig, met harde Oostblokkoppen. Ze wierpen een korte blik op het omgevallen standbeeld, waarna de ene vrouw in het Russisch zei: ‘Nee, dat hóórt zo.’ De andere vrouw sprak, zonder duidelijke samenhang met het voorafgaande, op de overspannen jammertoon waar Russinnen het patent op hebben: ‘En ik hóú juist zo van druifjes. Die zoete, gele, je weet wel, herfstdruifjes. Maar...’ De rest kon ik niet verstaan, want ze verdwenen in de richting van de Kalverstraat.
Nu kwam er een ober uit café Hoppe, met een glas bier op een dienblaadje. Grijnzend knielde hij ermee naast het Lieverdje dat ook al zo vrolijk bleef lachen, ondanks zijn gebroken enkels. Camera’s klikten. Een blonde verslaggeefster at patat met pindasaus. Er scheen een vriendelijk zonnetje. Het was eigenlijk wel gezellig, daar op het Spui. Een Hollands pleintje zonder enige allure, waar een heel klein Hollands tragedietje had plaatsgevonden. Een onschuldig dramaatje, waar je gerust patat bij kunt eten.
Ach, waren álle drama’s maar zo.