Venlo
In de falafelzaak om de hoek van de Albert Cuypmarkt stonden twee vrouwen in het Fries te overleggen. Moeder en dochter, met frisse blonde hoofden. Ze gingen aan een tafeltje zitten en begonnen zwijgend te eten toen er nóg een vrouw binnenkwam. Een kleine, zonnebankbruine vrouw van vijftig, met een levenslustige oogopslag. Ze had iets roods, pluizigs op haar hoofd waarvan niet duidelijk was of het een kapsel of een hoedje betrof en droeg een nijdig hondje bij zich in een geruite tas.
Ze bestelde een broodje en riep vervolgens veel te hard: ‘Zo, óók een dagje op stap in Amsterdam?’ De Friezinnen krompen ineen. ‘Ja,’ zei de dochter en boog zich weer over haar broodje. ‘Ik kom er speciaal voor uit Venlo,’ ging de vrouw luidruchtig voort. Dat ze uit Venlo kwam, kon je goed horen, maar wáár ze speciaal voor uit Venlo kwam was vooralsnog niet duidelijk. Me dunkt dat ze in Venlo ook wel falafel verkopen. ‘Da’s nog een heel eind hoor, Venlo,’ ging ze voort. ‘Waar komen jullie vandaan?’
De dochter slikte een hap door en sprak met tegenzin: ‘Uit Ljouwert.’ De kleine vrouw sloeg haar handen ineen en riep: ‘Dat is wel héél ver! Nee, zó ver is Venlo niet. Gelukkig niet.’ De dochter knikte stuurs. ‘Nee, Venlo is ook wel ver, maar niet zó ver,’ ging de vrouw voort. ‘Trouwens, het is niet dat ik iets mis, hoor, in Venlo. Je hebt in Venlo evengoed alles. Gerust wel hoor. Alle soorten tropisch fruit die je maar kunt bedenken, gerust wel, in Venlo. Niet alleen ananas en kiwi’s en zo, maar bijvoorbeeld ook van die kleine bruine dingen, hoe heten ze ook weer? Met zo’n harde schil en daaronder zit zo’n wit vruchtje. Je hebt ze ook in blik maar die zijn lang zo lekker niet. Hè, hoe heten ze nou toch weer?’
De Friezinnen zeiden niets. ‘Maar goed,’ ging het mens verder. ‘Die heb je dus ook in Venlo. Dus dáár hoef ik echt niet helemaal voor naar Amsterdam te komen.’ Omdat er van de vrouwen geen respons meer kwam, wendde ze zich tot het hondje. ‘Daar komen we niet helemaal voor uit Venlo, hè? Het hondje wendde gegeneerd zijn gezicht af, waarop de vrouw het nog maar eens bij de Friezinnen probeerde: ‘Zijn jullie wel eens in Venlo geweest?’ De dochter beperkte zich tot een gedecideerd hoofdschudden. ‘Jullie moeten eens komen kijken, in Venlo! Je hebt er echt alles!’ juichte de vrouw.
De Friezinnen hadden hun broodje op en stonden op. Bij de deur keken ze nog even schichtig achterom. De kans dat ze ooit een bezoek zullen brengen aan Venlo lijkt me zo goed als nihil.