Bidden
Rondom het Amsterdamse Centraal Station was een tiental nodeloos blije mensen bezig met een ondankbaar klusje: het bekeren van voorbijgangers die, zoals bij voorbijgangers gebruikelijk, niet om bekering verlegen zaten. Het groepje evangelisten droeg rode overgooiers met op de rug- en buikzijde in witte letters ‘bidden helpt’. Een aanvechtbaar standpunt, want God stelt zich de laatste tijd desgevraagd niet bepaald toeschietelijk op. Geen wonder dus dat de meeste passanten liever doorliepen om hun trein te halen. Zelfs de NS is over het algemeen betrouwbaarder dan om het even welk opperwezen naar keuze.
Maar daar had één zo’n bevlogen mevrouw toch beet. Blond, struis en voorzien van een onwrikbare glimlach stond ze een klein, donker meisje te woord, dat afwisselend snikte en allerlei onverstaanbaars mompelde, voornamelijk in het Portugees, wat de zaak er niet eenvoudiger op maakte. Het meisje was een jaar of achttien en leek mij zo’n geval dat het politiebericht, thuis op de Portugese tv, had omschreven als ‘in overspannen toestand het pand verlaten’. Haar ouders waren natuurlijk radeloos. Maar ja, ze was officieel meerderjarig, helemaal in het verre Amsterdam, met klitten in het lange haar en een hartverscheurend hemelsblauw weekendtasje.
Het snikken ging inmiddels over in zacht loeien, maar de struise blondine had blijkbaar voor heter vuren gestaan. Logisch, want wie zieltjes wil winnen maakt over het algemeen meer kans bij één diep ontregeld menselijk wrak dan bij horden uitgebalanceerde zelfredzamen. ‘You know, God loves you,’ sprak de blonde, met de nadrukkelijke, wat zangerige intonatie van een juf die een omvergelopen kleuter toespreekt. Het meisje knikte en wreef zich de ogen met een witte, katoenen zakdoek. Een gestreken zakdoek. Je zag door al het vochtige gefrommel heen de vouwen er nog in zitten. Zou haar moeder dat nog gedaan hebben? Haar oma?
‘Let’s pray,’ vervolgde de blondine, waarop het meisje gedwee de handen vouwde en in haastig, nasaal Portugees een weesgegroetje of iets dergelijks opdreunde. Het bidden zit Portugese meisjes, hoe ontspoord ook, nu eenmaal in het bloed. Ze was gauw klaar. De blondine had duidelijk op meer toewijding gehoopt.
Het meisje kreeg nu iets leeps in haar betraande blik. ‘Please,’ lispelde ze, ‘give me some money.’ Maar nee, daar begon de blonde niet aan, want je kon wel aan de gang blijven. ‘God will help you,’ begon ze, weer op die kleutertoon, maar het meisje hield het verder voor gezien. Met gebogen hoofd stapte ze weg, dat tasje onder de arm. Aan het lipje van de ritssluiting hing een blauw plastic inktvisje bungelend te staren, uit ronde lege ogen.
Het bidden had niet geholpen.