Logisch
In de supermarkt stond ik me juist te verbazen over een raar nieuw koekje (stroopwafels met chocola! Bespottelijk!), toen naast mij een jong stel zich belangstellend opstelde voor de glacés, in de volksmond ook wel ‘roze koeken’ geheten. Een jongen en een meisje, allebei met downsyndroom. Ze leken me een jaar of twintig, al is de leeftijd van zulke mensen moeilijk te schatten en ze roken doordringend fris, naar zeep of schoon wasgoed. Het meisje droeg het weerbarstige haar kort, de jongen zelfs gemillimeterd, zodat zijn wat frommelige oren goed tot hun recht kwamen boven de kraag van zijn donsjack.
‘Een, twee, drie, vier,’ telde hij de koeken, met zijn wijsvinger tikkend op de cellofaanverpakking. ‘We zijn vanavond met zijn drieën.’ Het meisje knikte en keek trouwhartig naar hem op. ‘Ja!’ riep ze vrolijk. ‘Gezellig!’ De jongen telde nog eens hardop. ‘Vier koeken,’ besloot hij. ‘Dan is er één over.’ Het meisje knikte weer. ‘Ja, da’s logisch!’ riep ze, weer zo blij. ‘Kom...’
Ze nam hem bij de arm en trok hem naar de kassa. Maar de jongen bleef naar de koeken in zijn hand turen, een beetje zorgelijk, leek het wel. Zij merkte het. ‘Wat is er, Sander?’ vroeg ze. Hij mompelde iets en liep terug naar de koekjesafdeling terwijl het meisje achter hem aan dribbelde. Hij nam nu een andere verpakking glacés uit het schap. Zés koeken. Hij telde ze, weer hardop, en viel daarna stil. Hij dacht na.
Het meisje telde ook nog eens. Een, twee, drie, vier, vijf, zes. Nu ging de jongen een licht op. ‘Twee voor mij. Twee voor jou. Twee voor Marcel. Dan hebben we er allemaal twee!’ Het meisje gaf hem een verheugd stompje in zijn zij. ‘Ja!’ riep ze. ‘Da’s logisch!’ Ze keken elkaar schalks aan, alsof ze een geheimpje deelden en liepen weer, nu hand in hand, naar de kassa.
In de rij stond ik achter ze. Ze praatten zachtjes met elkaar tot hij plotseling geschrokken zei: ‘De cola! We moeten nog cola hebben! Ik ga het halen!’ En weg was hij. ‘Ja, da’s logisch,’ sprak het meisje. Een beetje ongerust keek ze hem na. De rij voor haar slonk snel en toen ze aan de beurt was, zei ze tegen mij: ‘Ga jij maar eerst. Ik wacht wel even. Ik wacht op Sander.’
Maar daar was hij al, een grote fles cola tegen de borst gedrukt.
‘Je hebt op me gewacht hè?’ zei hij, niet zonder trots. ‘Ja,’ zei het meisje blij. ‘Ik wacht altijd op jou. En jij wacht altijd op mij. Da’s logisch.’