Halfheesters
Botanisch gezien is iedere tuin een kruidentuin. In de plantkunde worden de meeste planten namelijk tot twee grote groepen gerekend: de kruidachtige planten en de houtige gewassen.
Kruidachtige planten zijn geen planten die je in de keuken gebruikt, maar alle planten die geen verhoute stengels hebben, zoals tulpen, goudsbloemen, margrieten en floxen. Houtige gewassen zijn bomen als beuken en eiken, en heesters zoals hortensia’s en seringen. Maar, zoals altijd in de natuur, er bestaat geen scherpe scheiding tussen houtige en kruidachtige gewassen; we blijven zitten met een groep van planten die je bij beide categorieën zou kunnen onderbrengen. Deze planten hebben houtige stengels, maar blijven laag bij de grond en lijken daardoor meer op vaste planten dan op bomen of struiken. We noemen ze halfheesters – een lelijk woord dat mooi aangeeft waarom het gaat: een halfheester is geen boom en geen kruid; mossel noch vis. Een voorbeeld is Lithodora diffusa, een zodenvormend plantje met behaard blad en hemelsblauwe bloemen dat in het Nederlands ‘parelzaad’ wordt genoemd. Het is een plantje dat in zijn bloeitijd – mei en juni – in ieder tuincentrum vooraan staat, omdat de kleur hemelsblauw zo geweldig verkoopt. In het geval van Lithodora diffusa wordt de verkoop nog extra gestimuleerd doordat de plant niet winterhard is. Hierdoor komt de klant na iedere winter met meer dan matige vorst weer terug om nieuwe planten te kopen. Niets dat de kassa’s luider doet rinkelen dan een strenge winter. Doordat halfheesters er meer uitzien als vaste planten dan als heesters, worden ze ook meestal door vasteplantenkwekers aangeboden; bij boomkwekers zul je de halfheester tevergeefs zoeken. Een bekende halfheester is de ‘Perovskia’, die ook wel eens Russische, of Afghaanse salie wordt genoemd. De plant bloeit inderdaad net als salie met paarsblauwe lipbloemen, maar daar houdt de gelijkenis op. Hoewel – beide planten ruiken even penetrant naar kattenpis. ‘Perovskia’ bloeit tegen het einde van de zomer met bloempluimen aan kaarsrechte stengels van 1 meter hoog. Het blad is zilverachtig grijs, en diep ingesneden. En gelukkig is de ‘Perovskia’ beter tegen vorst bestand dan de eerder-genoemde Lithodora. In strenge winters vriezen de houtige stengels tot aan de grond toe in; in een zachte winter blijven de bovengrondse delen in leven, maar meestal worden de stengels dan toch in het voorjaar tot vlak boven de grond teruggeknipt.
Er zijn nogal wat halfheesters die ‘fuchsia’ worden genoemd hoewel het helemaal geen fuchsia’s zijn, net zoals niet iedere zangvogel een kanarie is. De Kaapse fuchsia, Phygelius, is een halfheester die in de tweede helft van de zomer bloeit met buisvormige oranje bloemen. Phygelius x rectus ‘African Queen’ heeft bloemstengels van bijna een meter hoog. Vroeger werd deze plant in kuipen gekweekt en ’s winters naar binnen gebracht, maar zo langzamerhand is men erachter gekomen dat de plant betrouwbaar winterhard is – dat wil zeggen: op een droge standplaats. En dat geldt voor bijna alle halfheesters: die gaan eerder dood door nattigheid, dan door vorst. Naast een Kaapse, is er ook een Californische fuchsia, Zauschneria, een plant die al evenmin iets met een fuchsia te maken heeft. Zauschneria’s hebben oranjerode bloemen in het najaar; ze houden van warmte en droogte, zoals Californische planten betaamt. Ze zijn niet algemeen verkrijgbaar, maar De Plantenvinder geeft toch verscheidene leveranciers.
Verreweg de bekendste halfheester is het zonneroosje, Helianthemum – een plant die zo geliefd is en die al zolang gekweekt wordt, dat er in de loop der tijden meer dan zestig tuinvariëteiten zijn ontstaan. Mijn favoriet is ‘Red Orient’ met tomaatrode bloemen die al na een paar uur naar zalmroze verbleken. De plant bloeit zo rijk dat het grijze blad grotendeels onder de bloemenzee verdwijnt.