Gewapende vrede
Ik lees in de krant dat een op de vijf Nederlanders erover denkt om binnen twee jaar te verhuizen. Tegelijkertijd zie je in tuincentra dat de planten in steeds groter formaat worden aangeboden. Logisch. Want wie van plan is om binnenkort weer te vertrekken, plant een instanttuin. Je ziet hoe tuinen steeds vaker worden ingericht met grote, of snelgroeiende planten. Vandaar de populariteit van Lavatera ‘Barnsley’, een heester die in één seizoen van een nietig stekje uitgroeit tot een weelderig vertakte bos van 1,5 meter hoog. Voeg daarbij dat deze struik de hele zomer overdekt is met bloemen en je begrijpt dat de Lavatera voor de kweker een ware goudmijn is, temeer daar de struik kortlevend is en zelden ouder wordt dan vijf jaar. Maar voor een steeds mobieler wordende bevolking is dat geen bezwaar. Sommigen van ons zijn na vijf jaar alweer vijf tuinen verder. Zoals de nomaden vroeger met hun kudde verder trokken op zoek naar grazige weiden, zo trekt de moderne werknemer achter het werk aan.
Wat je ook steeds meer ziet is een hang naar ‘natuurlijk’ tuinieren. Naarmate de natuur om ons heen verdwijnt, ontstaat de behoefte om de sfeer van die verdwijnende en verdwenen natuur in onze tuin weer op te roepen. Madeliefjes en paardenbloemen mogen weer bloeien in onze gazons; de strakke ligusterhaag wordt vervangen door een countryhaag van meidoorn, egelantier en kamperfoelie en in de achtertuin wordt een knoestige sterappel of juttepeer gecultiveerd, met liefst aan de dikste tak een schommel. Dit is uiteraard niet de tuin van de beginnende werknemer die ik hier schets, maar de tuin van de veertiger die vervroegd ophoudt met werken. Hij die zijn schaapjes op het droge heeft en op het platteland gaat wonen, vaak in de woning van een voormalige varkensboer die zich genoodzaakt heeft gezien om met zijn bedrijf te stoppen. Waarom dacht u dat het bladen als Landleven en Seasons zo voor de wind gaat? Het zijn de lijfbladen van de nieuwe rijken die gevlucht zijn uit de drukke Randstad om, met kaplaarzen en een waxjas aan, een landelijk tweede leven te beginnen.
En het zijn deze tuiniers die heel andere opvattingen over tuinieren hebben dan de vorige generatie. Wat twintig jaar geleden nog als lastig onkruid werd beschouwd – winde, akkerpest en zevenblad – geeft geen aanstoot in de moderne natuurtuin. De grens tussen kruid en onkruid is vervaagd. De nieuwe buitenmens heeft een brede blik en weet dat planten die sommigen van ons als onkruid beschouwen ook voor tuinplant kunnen doorgaan. De Amerikaan plant zevenblad als bodembedekker en in Zweden worden pispotjes – winde – tegen de pergola gezet omdat klimrozen en blauweregens daar niet winterhard zijn. En in plaats van onkruid uit te trekken of af te schoffelen, kun je het combineren met een ander onkruid, waarbij de ene booswicht de andere in evenwicht houdt. Dit is tuinieren volgens het concept van de gewapende vrede, waarbij de struisvaren de akkerpest in toom houdt en de vrouwenmantel het zevenblad. Wie de winde in toom moet houden? Misschien de bruidssluier – die icoon van de jaren zestig die al bijna weer vergeten is. Vooral voor luie en romantische tuiniers is tuinieren volgens de principes van gewapende vrede aantrekkelijk. Hier en daar een hoop snoeihout, en u kunt ook nog beweren dat u de bedreigde fauna een helpende hand reikt. Een mooie tuin zult u op deze manier niet krijgen, maar daar gaat het niet om. Laat de bekrompenen van geest maar prutsen met hun afrikaantjes en hun violenperkjes. U bouwt aan de ecologische hoofdstructuur van Nederland.