Vrijwilligers
Tuinieren is een onnatuurlijke bezigheid. Als de natuur het voor het zeggen had dan zouden al onze tuinen binnen de kortste keren in een grote rotzooi veranderen. Wij tuinieren om onze omgeving te verfraaien en daartoe proberen we de natuur onze wil op te leggen. We introduceren planten die van nature niet in ons land thuishoren en we vermoorden onze inheemse planten onder het voorwendsel dat het onkruiden zijn. Vaak leidt dit gedrag tot steriele tuinen: de kaarsrechte randjes van het gras zijn netjes bijgeknipt en de vijver is vierkant of rond – vormen die je in de natuur zelden tegenkomt. Nette tuinen zijn vaak saai en ze zouden er een stuk boeiender uitzien als ze ten minste een illusie van natuurlijkheid uitstraalden. Die illusie kunnen we bereiken door planten in de tuin zichzelf te laten zaaien. Daarmee doorbreken we het geijkte patroon dat onze fantasieloze hersenen voor ons hebben bedacht. We laten de natuur haar gang gaan binnen een door ons bepaald kader.
Planten die zichzelf zaaien worden in Amerikaanse tuinboeken volunteers – vrijwilligers – genoemd, een woord dat goed uitdrukt hoe we het zelfgekozen gedrag van planten tolereren binnen vooraf bepaalde grenzen. En vaak zaait zo’n plant zich nu juist op een plaats die wij zelf nooit hadden kunnen bedenken. Daarna is het aan ons om te bepalen of die plant daar mag blijven staan. Op die manier wordt het toeval gestuurd.
De meeste van die zelfzaaiers arriveren niet uit eigen beweging in de tuin. De tuinier moet de aanzet geven, hetzij door zaad uit te strooien, hetzij door de eerste exemplaren van de zelfzaaier te planten. Daarna is het een kwestie van afwachten, en van uittrekken op die plaatsen waar planten niet gewenst zijn. En gelukkig gaat dat uittrekken meestal gemakkelijk, omdat veel van de zelfzaaiende planten een- of tweejarig zijn. Als alles goed gaat kan zo’n zelfzaaier een verbindend element worden door de hele tuin.
Tot zover de theorie. Welke planten komen nu in aanmerking voor dat gestuurde toeval? Het is een lange lijst, van wolfsmelk tot vingerhoedskruid en van campanula tot vrouwenmantel. Een van de aardigste volunteers is Corydalis lutea, de gele helmbloem, een plant die zich met vanzelfsprekend gemak aan ons dichtbebouwde land heeft aangepast en die tot in de Amsterdamse binnenstad tussen de stoeptegels groeit. Een onuitroeibaar onkruid, dat wel, maar wie zou deze fragiele zelfzaaier willen uitroeien? Het varenachtige blad en de buisvormige bloemen die van lichtnaar donkergeel verlopen zijn een sierraad voor slecht voegwerk, kieren tussen terrastegels en stapelmuurtjes. De mieren zijn dol op het zaad en zorgen ervoor dat de plant tot op de meest onwaarschijnlijke plaatsen verspreid raakt.
Een andere plant die niet te stuiten is, is het Mexicaanse madeliefje Erigeron karvinskianus – ook al een plant die graag in muren groeit en die daar ook winterhard is, in tegenstelling tot in de volle grond. Erigeron karvinskianus is een van de weinige planten die van de late lente tot de vroege winter doorbloeit.
Niet alleen in muren, maar ook in de border kan het principe van het gestuurde toeval worden toegepast. Wees voorzichtig met wieden en trek een kiemplant pas uit nadat u hem hebt geïdentificeerd. Verbascum olympicum is een zelfzaaiende toorts die in juli tot 3 meter boven de omringende planten uitrijst en die uw middelmatige border in één keer omtovert in een adembenemend spektakel. Op een wat lager plan zijn er spectaculaire effecten te bereiken door de gewone prikneus, Lychnis coronaria, toe te staan om zich overal tussen de andere planten te zaaien. Het gloeiende paars van de bloemen van de prikneus tilt iedere doorsneeborder naar een hoger plan.