Blaren
Wie een tuinboek leest wordt meegevoerd naar een land van rozengeur en maneschijn. Je zou haast denken dat een tuinier de gelukkigste mens op aarde was. Bloemen geuren, planten groeien in perfecte harmonie, vogels kwinkeleren en vlinders fladderen. De tuin is een idylle. Tuinboeken hebben dan ook titels als ‘Droomplanten’ of ‘Het kleine paradijs’. De werkelijkheid is natuurlijk anders.
Niet dat tuinieren een straf is – verre van dat – maar planten hebben, net als u en ik, goede en minder goede kanten. Planten die er op een plaatje in een boek of tijdschrift prachtig uitzien, doen in de tuin een greep naar de macht en dreigen in een paar jaar tijd de hele border over te nemen. Sommige rozen bloeien bijvoorbeeld net zo mooi als op het plaatje in de catalogus maar blijken helemaal niet te geuren; vogels pikken de pasgezaaide erwten uit de groentetuin en de rupsen uit van die vrolijk fladderende vlinders vreten het blad van de fuchsia tot aan de nerf toe op.
Daarnaast is de tuin ook nog eens vol gevaren. Grote en kleine ongelukken met snoeischaren, grasmaaiers en heggenscharen zijn aan de orde van de dag. En niet alleen gereedschap zorgt voor verwondingen – ook de tuinplanten zelf zijn soms de oorzaak van ongemak. Berucht is in dit verband een beschadiging van de huid die in medische termen bekend staat als fotodermatitis. Ik heb hierover weleens vaker geschreven, maar mijn ervaring is dat een waarschuwing pas effect heeft als je hem vaak herhaalt.
Veel planten zijn fototoxisch: het verschijnsel dat er, na aanraking van bepaalde planten, huiduitslag en blaren ontstaan. Maar het verraderlijke is dat die blaren meestal alleen ontstaan onder invloed van ultraviolet licht. Op een zwaarbewolkte dag gebeurt er niets, waardoor sommigen in de waan raken dat zij van de schadelijke werking van bepaalde planten geen last hebben. Totdat zij een keer op een zonnige dag tuinieren.
Als beroepsziekte is fotodermatitis wel bekend; huiduitslag komt bijvoorbeeld vaak voor bij tuinders die knolselderij telen. Bij de meeste tuinliefhebbers is de werking van de reuzenberenklauw berucht. De reuzenberenklauw is een metershoge schermbloem die inmiddels niet alleen meer in tuinen staat, maar die zich langs wegen en spoorlijnen razendsnel verspreidt doordat het auto- en treinverkeer de zaden van de plant meezuigt. Toen de reuzenberenklauw vanuit de Kaukasus in Europa opdook zijn er dodelijke slachtoffers gevallen: wegwerkers die met onbloot bovenlijf in struwelen van verwilderde berenklauwen werkten. Nu we de plant beter kennen blijft de schade meestal tot eerstegraads verbrandingen beperkt.
Maar er zijn meer planten die de tuin tot een minder paradijselijke omgeving kunnen maken. Wijnruit, Ruta graveolens, is een aardig struikje met prachtig blauwgrijs blad. Maar loop er niet tegenaan met ontblote benen en als u in de buurt van wijnruit wilt wieden, draag dan tuinhandschoenen en een overhemd met lange mouwen. Ook de vijgenboom kan beter niet met blote armen worden benaderd en de fototoxische werking van het vijgenblad doet mij toch sterk aan het paradijsverhaal uit de bijbel twijfelen. Ik kan mij tenminste niet voorstellen dat Adam willens en wetens brandblaren op zijn piemel riskeerde. Maar misschien maakte dat onderdeel uit van zijn straf.
Veel boosdoeners vind je in de schermbloemenfamilie; naast berenklauw en selderij zijn de engelwortel en de pastinaak berucht. Maar de gevaarlijkste sierplant is zonder twijfel de vuurwerkplant, Dictamnus albus – niet omdat de plant ernstigere huidaandoeningen veroorzaakt dan de berenklauw, maar vooral omdat de fototoxische werking van de vuurwerkplant nauwelijks bekend is. Tuinboeken beschrijven uitgebreid de prachtige bloemen, maar geen woord over de blaren die de vuurwerkplant kan veroorzaken. En dát bedoel ik nu wanneer ik zeg dat tuinboeken de tuin vaak te rooskleurig beschrijven. Tuinieren gaat niet alleen over rozen, maar ook over gescheurde nagels, splinters of doornen in je vingers, en over brandblaren op benen en armen.