Toortsen
Ik vraag me wel eens af hoe toekomstige generaties over ons zullen oordelen. De kans is groot dat zij ons zullen zien als onverantwoordelijke vernielers en verkwisters, als barbaren die meer dan de helft van alle planten en dieren op de wereld in recordtijd deden uitsterven en die land, water en lucht vervuilden ten bate van hun eigen welvaart. Vol ongeloof zullen kinderen over honderd jaar op school leren hoe de mensen nog tot ver in de eenentwintigste eeuw hun wc’s doorspoelden, hun auto’s wasten, hun zwembaden vulden en hun gazons besproeiden met kostbaar drinkwater. En om me tot mijn eigen stiel te beperken: het is natuurlijk absurd om eerst enorme bedragen uit te geven aan het zuiveren van water en dat dure water vervolgens te gebruiken om hanging baskets te besproeien, waarin het water in een oogwenk weer verdampt. Of om er een grasveldje mee te besprenkelen omdat wij frisgroen mooier vinden dan het in hete zomers natuurlijker bruin.
Dan te bedenken dat er ook veel planten bestaan die ook zonder water de zomer doorkomen en die er zelfs gezonder uitzien naarmate de dagen droger en de temperaturen hoger zijn. Zo’n plant is de toorts – Verbascum is de wetenschappelijke naam – die met zijn enorme penwortel voldoende vocht uit grote diepten weet te putten. Daarnaast hebben de meeste toortsen behaard, grijsberijpt of zilverwit viltig blad – een aanpassing die het verdampen van water tegengaat. Nota bene heeft de toorts die in tuinen het meest wordt gebruikt weliswaar behaard, maar groen blad. Dit is Verbascum chaixii ‘Album’ met een net als alle toortsen laag-bij-de-grondse bladrozet waaruit in dit geval bloemstengels van ongeveer een meter hoogte opstijgen. Deze bloemstengels zijn dicht bezet met honderden ivoorwitte bloempjes met wijnrode meeldraden. Persoonlijk vind ik Verbascum chaixii, zonder ‘Album’, met kanariegele bloemen mooier dan de witte variëteit, maar ik weet dat ik in mijn voorkeur voor gele bloemen alleen sta. Misschien is het daarom ook dat Verbascum phoeniceum zo populair is, hoewel het geen betrouwbare vaste plant is. Want Verbascum phoeniceum bloeit niet geel, zoals de meeste toortsen, maar in allerlei modieuze tinten van abrikoos tot roze en hazelnootbruin. Dat is buitengewoon subtiel, dat wel, maar voor mij hoort een toorts geel te zijn. Geel als een stralende zon, zoals Verbascum bombyciferum ‘Polarsummer’ met een rozet die bekleed lijkt met sneeuwwit vilt, en met stralend gele bloemen. Deze toorts is tweejarig en dat is maar goed ook want een dergelijke verblindende schoonheid is niet langer dan een paar seizoenen te verdragen.
Mijn favoriete toorts is Verbascum olympicum, die soms ook als V. vernale of V. pyramidatum door het leven gaat. In juli en augustus domineert Verbascum olympicum als een 2 meter hoge olympische held alle perken en borders.