Klappapaver
Is er verschil tussen een klaproos en een papaver? Nee. De wetenschappelijke naam voor klaproos is papaver. Maar in het spraakgebruik is er wel degelijk verschil. Klaprozen groeien langs de weg, in korenvelden en in de bomkraters van de Eerste Wereldoorlog in Vlaanderen. Papavers worden geteeld in Iran, Afghanistan en nog verder naar het oosten, en je maakt er opium van. De opiumpapaver, of slaapbol, wordt ook in Nederland verbouwd, vooral in Zeeuws-Vlaanderen. Daar heet hij geen opiumpapaver maar maanzaad, maar of je er nu opium of maanzaad van maakt – het blijft dezelfde plant.
De oosterse papaver, Papaver orientale, komt in het wild voor in Noordoost-Turkije en Armenië; dit is de tuinplant die al vanaf de tweede helft van mei bloeit met reusachtige bloedrode bloemen. Onmisbaar voor wie van drama houdt, en voor diegenen die willen dat hun tuin vroeg piekt, bijvoorbeeld omdat ze in de zomer voortdurend naar dat vermaledijde tweede huis in Frankrijk moeten.
Tot ongeveer 1970 waren er een stuk of vijf verschillende oosterse papavers verkrijgbaar, in de kleuren rood, roze en gebroken wit. Maar in de decennia daarna kwam de papaver in de mode en werden er, vooral in Duitsland, tientallen nieuwe cultivars ontwikkeld. De drijvende kracht achter deze papaverlawine was Helena, Gräfin von Zeppelin – inderdaad: de kleindochter van. Haar kwekerij in Zuid-Duitsland, die nog steeds bestaat, biedt een onvergetelijk spektakel in mei en juni als de tegen een heuvel aangelegde papaverbedden in volle bloei staan. De Gräfin, zoals ze door Duitse collega’s met een mengeling van respect en liefde werd genoemd, speelde handig in op de mode van tuinieren-opkleur die in de laatste decennia van de vorige eeuw heerste. Met tuinieren-op-kleur werd toen niet het combineren van rood, oranje en geel bedoeld, maar het aanleggen van borders in grijs en wit, al dan niet aangevuld met pastelkleuren. Maar gelukkig lette Gräfin von Zeppelin niet alleen op kleur, maar ook op groeiwijze. Een nadeel van veel van de oude cultivars was dat ze nogal gemakkelijk omvielen. ‘Perry’s White’ bijvoorbeeld ging er zonder enige aanleiding bij liggen – vaak zelfs al voordat de bloemen zich openden. De beste van de introducties van Von Zeppelin staan stram overeind, zoals het een Duitse papaver betaamt. Goede selecties van haar hand zijn ‘Aglaja’ (zalmroze, en genoemd naar de opvolgster van de Gräfin, die nu de kwekerij runt), ‘Catharina’ (hardroze) en – de sierlijkste van alle roze oosterse papavers – ‘Karine’, met schelpjesroze, schaalvormige bloemen die kleiner zijn dan we van een papaver gewend zijn. Natuurlijk – ik vind dat een papaver rood moet zijn, maar voor ‘Karine’ maak ik een uitzondering. Ook met rode oosterse papavers heeft Helena von Zeppelin zich trouwens beziggehouden; ‘Türkenlouis’ en ‘Aladin’ zijn vuurrode creaties van haar hand.
Ik heb het al vaker beweerd: felle kleuren moet je met veel groen of grijs blad verdunnen, en hoe verdun je knalrood beter dan wanneer je de oosterse papavers in hoog gras plant. Na de bloei van de papaver verwelkt het blad; in de tuin is dat een nadeel want daar blijf je achter met een krater die je met andere planten moet zien te maskeren, maar in gras bestaat dat probleem niet; als de papaver is afgestorven, kun je het gras maaien. Ik zag dit idee jaren geleden in de praktijk gebracht in Emmen, toen ik met de kinderen op weg was naar de plaatselijke dierentuin. Het wilde, ongemaaide gras in een brede middenberm werd daar met oosterse papavers opgeluisterd, en een beter pleidooi voor het vervalsen van onze wilde flora kan ik mij niet voorstellen. Van de dierentuin kan ik me weinig meer herinneren, maar de Emmer papavers zie ik nog steeds voor mijn ogen branden.