Het tweede garnituur

Als ik een lijst van de honderd mooiste tuinplanten zou maken, dan zou de duizendknoop, Polygonum, daar waarschijnlijk niet op staan. Toch is de duizendknoop een populaire borderplant want de plant heeft veel goede eigenschappen: de meeste soorten Polygonum zijn betrouwbare vaste planten die jaar in, jaar uit weer opkomen; daarnaast bloeien ze lang, van juli tot oktober, en ten slotte gedijen ze in zon en schaduw, op arme en voedzame grond, zolang die grond maar niet al te droog is. Ook doen de bloemen het aardig in boeketten. Redenen genoeg om tot de top honderd door te dringen, zou je zeggen, maar er zijn ook minpunten. Duizendknopen bloeien wel lang, maar de bloemen maken meestal weinig indruk; ze gaan verloren in een overvloed aan blad. Als dat blad nu adembenemend mooi was, dan was er geen enkel probleem, maar dat is niet het geval. Het aantal bloemkleuren beperkt zich tot roze, wit en bordeauxrood en een bloeiende duizendknoop is wel aardig, maar nooit spectaculair. Ik zou ze in de top van de tweede divisie van de vaste planten plaatsen, als ik een indeling moest maken. Maar goed, geen eredivisie zonder een eerste en een tweede en minder mooie planten moeten er ook zijn, al was het alleen maar om de toppers beter tot hun recht te laten komen.

Het geslacht Polygonum is om botanische redenen van duistere doch dwingende aard overgegaan naar het geslacht Persicaria en telt twee planten die u beter kunt vermijden, omdat ze wel zo allerverschrikkelijkst woekeren dat ze alleen maar op een eiland te houden zijn. Dat zijn Persicaria cuspidata, de Japanse duizendknoop, en Persicaria sachalinense, om de moderne namen dan maar te gebruiken. Beide planten worden hoog, wel 2 meter, en bloeien met grote witte bloemtrossen in het najaar. De verwantschap met de bruidssluier – vroeger ook een Polygonum, maar nu ondergebracht in het geslacht Fallopia – is duidelijk zichtbaar, niet alleen in het uiterlijk van de bloem, maar ook in de groeikracht. Dat eiland waar ik het zojuist over had hoeft overigens niet in het water te liggen; het kan ook een eilandje van planten in een gladgeschoren gazon zijn. Door iedere week rondom een groep van planten te maaien is zelfs de grootste woekeraar in bedwang te houden.

Alle andere Persicaria’s zijn gezeglijke tuinplanten. De meest toegepaste is Persicaria amplexicaule, een zomerbloeiende vaste plant die uitgroeit tot een pol van bijna anderhalve meter hoog en breed. Zoals gezegd – de bloei is nooit spectaculair, maar misschien moet je dat ook niet verwachten van een plant die in bloei staat van eind juni tot de eerste nachtvorst in oktober. Uit een zee van groen blad verheffen zich de bescheiden dunne bloemaartjes in rood in het geval van Persicaria amplexicaule ‘Atrosanguineum’ of lichtroze bij P. amplexicaule ‘Roseum’ Er bestaat een cultivar – ‘Firetail’ – met elegante dunne, vermiljoenrode aartjes, die maar een halve meter hoog wordt. Misschien is dit nog wel de aardigste van de drie.

Een plant die in de laatste tien jaar in razend tempo de markt heeft veroverd is Polygonum – excuseer – Persicaria polymorpha, al moet je me niet vragen waarom. Het is een reusachtige klodder van een plant die weliswaar lang bloeit, maar zowel de bloemen als het blad zijn nietszeggend. Meestal wordt de plant aangeprezen om het feit dat hij niet woekert, maar dat lijkt mij geen reden om hem in de tuin te planten, tenzij als plantaardig vulmiddel.

De enige duizendknoop die officieel nog Polygonum mag heten, Polygonum orientale, bloeit met bloedrode, hangende aren. Spectaculair, dat wel, maar dit is nu juist bij wijze van uitzondering geen vaste, maar een eenjarige plant.

Alles kan wachten
cover.xhtml
halftitle.xhtml
frontmatter.xhtml
title.xhtml
copyright.xhtml
inhoud.xhtml
part01.xhtml
chapter01.xhtml
chapter02.xhtml
chapter03.xhtml
chapter04.xhtml
chapter05.xhtml
chapter06.xhtml
chapter07.xhtml
chapter08.xhtml
chapter09.xhtml
chapter10.xhtml
chapter11.xhtml
chapter12.xhtml
chapter13.xhtml
chapter14.xhtml
chapter15.xhtml
chapter16.xhtml
chapter17.xhtml
chapter18.xhtml
chapter19.xhtml
chapter20.xhtml
chapter21.xhtml
chapter22.xhtml
chapter23.xhtml
chapter24.xhtml
chapter25.xhtml
chapter26.xhtml
chapter27.xhtml
part02.xhtml
chapter28.xhtml
chapter29.xhtml
chapter30.xhtml
chapter31.xhtml
chapter32.xhtml
chapter33.xhtml
chapter34.xhtml
chapter35.xhtml
chapter36.xhtml
chapter37.xhtml
chapter38.xhtml
chapter39.xhtml
chapter40.xhtml
chapter41.xhtml
chapter42.xhtml
chapter43.xhtml
chapter44.xhtml
chapter45.xhtml
chapter46.xhtml
chapter47.xhtml
chapter48.xhtml
chapter49.xhtml
chapter50.xhtml
chapter51.xhtml
chapter52.xhtml
chapter53.xhtml
chapter54.xhtml
chapter55.xhtml
chapter56.xhtml
chapter57.xhtml
chapter58.xhtml
chapter59.xhtml
chapter60.xhtml
chapter61.xhtml
chapter62.xhtml
chapter63.xhtml
chapter64.xhtml
chapter65.xhtml
chapter66.xhtml
chapter67.xhtml
chapter68.xhtml
chapter69.xhtml
chapter70.xhtml
chapter71.xhtml
chapter72.xhtml
chapter73.xhtml
chapter74.xhtml
chapter75.xhtml
chapter76.xhtml
chapter77.xhtml
chapter78.xhtml
chapter79.xhtml
chapter80.xhtml
chapter81.xhtml
chapter82.xhtml
chapter83.xhtml
chapter84.xhtml
chapter85.xhtml
chapter86.xhtml
chapter87.xhtml
chapter88.xhtml
part03.xhtml
chapter89.xhtml
chapter90.xhtml
chapter91.xhtml
chapter92.xhtml
chapter93.xhtml
chapter94.xhtml
chapter95.xhtml
chapter96.xhtml
chapter97.xhtml
chapter98.xhtml
chapter99.xhtml
chapter100.xhtml
chapter101.xhtml
chapter102.xhtml
chapter103.xhtml
chapter104.xhtml
part04.xhtml
chapter105.xhtml
chapter106.xhtml
chapter107.xhtml
chapter108.xhtml
chapter109.xhtml
chapter110.xhtml
chapter111.xhtml
chapter112.xhtml
chapter113.xhtml
chapter114.xhtml
chapter115.xhtml
chapter116.xhtml
chapter117.xhtml
chapter118.xhtml
backmatter.xhtml
register.xhtml