Lelijke tuin
Je zou er wel een exocetraket op willen afvuren – op al die Griekse amforen, waterspuwende pinguïns, blauw geschilderde klapstoelen, oude koffiekannen, zinken wasteilen, afgedankte veilingkistjes, plastic egels, waaraan je je schoenen kunt afvegen, en wilgentenen reigers waarmee sommige tuinen worden volgepropt zodat ze meer weg hebben van een rommelmarkt dan van een tuin. Het is moeilijk om het moment aan te wijzen waarop de Grote Vertrutting van de tuin begon, maar volgens mij is het allemaal begonnen met de heksenbol, zo’n twintig jaar geleden, de tijd waarin de Libelle zich niet meer louter met breipatronen en huwelijksproblemen bezighield, maar ook aandacht aan de inrichting van de tuin ging besteden. Een heksenbol – voor het onwaarschijnlijke geval dat u het ding nog nooit bent tegengekomen – is een reusachtige spiegelende kerstbal in de meest opvallende kleuren rood, groen of blauw, die niet is bedoeld om de kerstdagen op te luisteren maar die op een paal, of een speciale smeedijzeren heksenbollenhouder in de tuin wordt geplaatst. Ooit was zo’n bol bedoeld om vogels af te schrikken; de theorie was dat die ervandoor zouden gaan als ze zichzelf in die spiegelende bol zagen, maar die functie is verloren gegaan en nu wordt de heksenbol uitsluitend als ornament gebruikt. Waar maak je je druk over, zult u zeggen, wat is erop tegen als iemand zijn tuin met ornamenten wil opvrolijken? En u hebt gelijk, Van de Kaa hoort zich er niet mee te bemoeien en iedereen mag in zijn eigen tuin doen waar hij of zij zelf zin in heeft. Laat ik mijn betoog daarom toespitsen op tuinen die – tegen betaling – door het publiek bezocht kunnen worden. Wie zijn tuin openstelt vindt van zichzelf dat hij iets te tonen heeft en vraagt indirect om commentaar. Want denk niet dat ik mij uitsluitend vrolijk maak over het voortuintje van de gewone man; ook in grote, smaakvolle tuinen vieren de pretenties hoogtij. En daarmee sla ik de spijker op zijn kop, al zeg ik het zelf, want het zijn de pretenties die irriteren, de treurige poging om een doorsneetuin op een kasteeltuin te doen lijken door middel van bolboompjes, buxushaagjes en misplaatste ornamenten. Wie twee leeuwen bij het toegangshek van zijn tuin plaatst, suggereert dat het pad via een ophaalbrug naar het voorouderlijk slot zal leiden en als dat pad dan slechts naar een ordinaire voordeur voert, dan werken die leeuwen op de lachspieren. Of ze wekken de suggestie dat er in het pand een afhaalchinees gevestigd is. Bovendien trekken ze alle aandacht naar zich toe, zodat de beplanting van de tuin in het niet valt. Dat kan juist de bedoeling zijn, en dan is er niets aan de hand, maar ik heb de stellige indruk dat veel tuiniers zich nauwelijks realiseren wat het effect is van de krijtwitte nepmarmeren beelden waarmee ze hun tuinen volzetten. Want het is vooral die offensieve witte kleur die ervoor zorgt dat de aandacht van de rest van de tuin wordt afgeleid. Als al die beelden groen of zwart waren geverfd, dan zouden veel tuinen een rustiger aanblik bieden. Het is maar een suggestie, voor uw volgende tuinopening.