Pottentuin
Nu we zo langzamerhand allemaal een patiotuin hebben omdat we geen tijd meer hebben om te wieden, lijkt het mij nuttig om eens wat aandacht te besteden aan hoe we onze geplaveide tuin kunnen verfraaien. Ze mogen veel van Van de Kaa zeggen, maar niet dat hij niet met zijn tijd meegaat. En vergis u niet; mijn hersens doen vaak pijn van het meedenken met de moderne tuinconsument.
De meest voor de hand liggende manier om een verharde tuin te verfraaien is het strategisch plaatsen van potten met bloeiende planten. Als je maar genoeg potten, kuipen en kisten beplant met palmen, boomvarens en bananen kun je zelfs in een bestrate tuin de illusie scheppen dat je je in een jungle bevindt. Of in een vakantieland, bijvoorbeeld Italië; alles wat je dan nodig hebt is een aantal Toscaanse potten met forse sinaasappelboompjes die je in het gelid opstelt. Een fles chianti erbij, een bakje met olijven, een bord met coppa en salami, en je kunt de hele zomer lang met vakantie in eigen tuin. Water geven is het enige werk dat je hebt aan zo’n pottentuintje, en zelfs dat kun je automatiseren zodat je iedere minuut van je vrije tijd in dienst van het grote genieten kunt stellen. Als de term ‘verwentuin’ nog niet bestaat, dan vind ik hem hierbij uit.
Eigenlijk heb je maar één probleem met de pottentuin. Dat dient zich aan in het najaar, als jouw eigen Klein-Italië in zijn geheel naar binnen moet. Zie dat maar eens te stallen, in de koele slaapkamer. Daarom is het handiger om te kiezen voor planten die ’s winters gewoon buiten kunnen blijven. In containers die ook buiten kunnen blijven en die dus beter van hout kunnen zijn, dan van aardewerk. Want aardewerken potten kunnen stukvriezen, al beweert uw leverancier nog zo stellig dat ze van vorstbestendig terracotta gemaakt zijn. Vorstbestendig aardewerk is even zeldzaam als een koe die kan roeien. Maar als u uw aardewerk kwijt kunt onder een afdakje waaronder het droog blijft is er niets aan de hand.
Nu kun je in potten en kuipen veel planten kwijt – van waterlelies tot buxusboompjes, maar misschien is het wel zo leuk om het voordeel van de kuip uit te buiten door er planten in te zetten die het in zo’n ouderwetse tuin uit de vorige eeuw, met borders en een grasveld, minder goed doen.
Zo’n plant is de keizerskroon, de koning van de bloembollen, Fritillaria imperialis. U kent hem wel: die vroege bloeier met lange, rondom bebladerde, dikke stelen met bovenaan een krans van bloemen, bekroond met een koddig toefje groen, als een ananas. Die keizerskroon scoort jaarlijks flink veel punten in het klassement van probleemplanten. Het probleem is dat hij niet wil bloeien. In het eerste jaar na aankoop is er niets aan de hand; de Nederlandse bloembollenindustrie zorgt er wel voor dat iedere gekochte bloembol zijn beste beentje voorzet. In het tweede seizoen wordt de bloei al minder en na drie jaar ziet u alleen nog wat blad. De reden van dit falen is eenvoudig: keizerskronen zijn afkomstig uit de hete woestijnen van Iran en Afghanistan, met gloeiend hete zomers en strenge winters. Die winters kan ons klimaat een enkele keer nog wel leveren, maar onze zomers zijn te koel om de keizerskroon tot bloeien aan te zetten. Bloembollenkwekers ondervangen dit probleem door de bollen een hittebehandeling te geven. Ook u kunt dit doen door de keizerskronen in potten te planten waarin de temperatuur ’s zomers veel hoger oploopt dan in relatief koele tuinaarde. Laat de potten, waneer de keizerskronen zijn uitgebloeid, bakken in de zomerzon en ik garandeer u dat ze volgend jaar weer zullen bloeien.
Deze methode kunt u ook toepassen met andere fritillaria’s, zoals F. raddeana, een verwant van de keizerskroon met gele bloemen met een groene dooradering. Zeldzaam, maar minder wispelturig dan F. imperialis. Ook F. eduardii, uit Tadzjikistan, met lichtoranje klokken houdt ervan om ’s zomers in een pot met droge grond gebakken te worden.
Fritillaria’s zijn planten waaraan je verslaafd kan raken, want hoewel de meeste soorten bloeien met groenige bloemen hebben ze een magische uitstraling. Voor de liefhebber zijn er bijna tweehonderd soorten verkrijgbaar, al zul je hiervoor lid moeten worden van een genootschap van liefhebbers, zoals de vereniging van rotsplantenliefhebbers, of als buitenlands lid van de Britse Alpine Garden Society.